De Heer Jezus spreekt in Mat13:33 over de, op dat moment, toekomende periode van het christelijke getuigenis op aarde. Dit wordt ‘het koninkrijk der hemelen’ genoemd. Hij zegt:
Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdeeg, dat een vrouw nam en verborg in drie maten meel, totdat het geheel doorzuurd was.
Deze voorzegging is op een uiterst pijnlijke en treurige wijze werkelijkheid geworden de afgelopen tweeduizend jaar. ‘Zuurdeeg’ spreekt in de Bijbel over zonde en hier doelt het op het zuurdeeg van valse leer over Christus (zie ook de wettische dwaalleer in Gal5:9: ‘Een beetje zuurdeeg doorzeurt het hele deeg’). De vrouw symboliseert het verleidelijke van de goddeloosheid (zie ook Zach5:7-8 of Op2:20 waar het gaat over de vrouw Izébel). Uiteindelijk is er zoveel verkeerde leer binnen de christenheid gekomen dat het hele getuigenis op aarde ‘doorzuurd’ is en de goddeloosheid binnen de christenheid hoogtij viert. Iedere afwijking (die een afleiding is van Christus) is eigenlijk een loochening van Christus (‘zuurdeeg’). Zelfs in kerken wordt bijvoorbeeld homoseksualiteit goedgekeurd en zelfs bejubeld (Tijdens ‘roze zaterdag’ op 18 juni 2022 danste er zelfs een ‘drag queen’ door de kerk. In de kerk waar ik zelf opgroeide is nu een homoseksuele dominee die getrouwd is met een man!). Dit, terwijl het Bijbelse huwelijk Christus eert want het is een verborgenheid dat Christus en de gemeente symboliseert (Ef5:25-32). ‘Die twee zullen tot één vlees zijn’ (Gen2:24; Ef5:31) wat inhoudt dat geen enkel andere combinatie ’tot één vlees’ (seksuele eenwording) mag zijn.
Vandaag zien we dit ‘zuurdeeg’ ook meer en meer realiteit geworden in het feit dat het in de gemeenten bijna nergens meer uitsluitend om Christus gaat, maar steeds meer over onszelf. Als we gaan kijken wat de bedoeling van God is met de gemeente, zal (hopelijk) het schaamrood ons naar de kaken stijgen opdat we schuldbelijdenis doen vanwege de naam van God die gelasterd wordt (zie Rom2:24).
Gods bedoeling is: ‘Christus is alles en in allen‘, Kol3:11. Met ‘allen’ worden de gelovigen bedoeld die tot de gemeente behoren. In hen moet Christus openbaar worden (Gal1:15). Hiervoor is het nodig dat Hij hun altijd voor ogen staat. Daarom moet Christus ‘alles’ zijn in de gemeente. Dit betekent praktisch:
1. Al het onderwijs moet Christus als onderwerp hebben en als doel. ‘De waarheid is in Jezus’ zegt Paulus in Ef4:22. Dus geen Bijbelstudies over thema’s los van Christus, want het doel van ieder onderwijs is Christus. ‘Hem verkondigen wij’, schrijft Paulus in Kol1:28 ‘terwijl wij iedere mens leren in alle wijsheid’. Wordt Christus niet geleerd, dan verdwijnt ook het morele besef steeds meer.
2. Iedere genadegave heeft tot doel de ander op te bouwen in Christus. Paulus schrijft, als hij het heeft over de gaven die Christus aan de gemeente geeft (apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars): ‘Totdat wij allen komen tot (…) de kennis van de Zoon van God’, Ef4:13. Maar vandaag gaat het meer over genezingen van het lichaam dat uiteindelijk tijdelijk is en weer vergaat, of over onverstaanbare talen. Niets van deze dingen bouwt de ander op in de innerlijke mens opdat Christus woont in de harten (Ef3:17), iets dat eeuwigheidswaarde heeft!
3. De samenkomsten behoren tot eer van Christus te zijn. Dáár gedenken wij Hem aan de tafel van de Heer op de eerste dag van de week (zie 1Kor11:23-26). Dáár zingen we om Hem groot te maken en in Hem de Vader te aanbidden door de Heilige Geest (zie Heb2:12 waar Christus in het midden van de gemeente de Vader lofzingt) en niet over onszelf hoe wij Hem toegewijd zijn alsof we dit waar kunnen maken, wat een overschatting van onszelf inhoudt (‘Ik geef mijzelf volledig’). Dáár ontvangen we opbouwende en vertroostende woorden bij het ‘profeteren’ dat niet is maar wat over elkaar zeggen (zoals dat vandaag steeds meer gebeurt), maar tot elkaar zeggen Wie de Heer Jezus is. Zo groeien wij immers in de genade en kennis van onze Heer en Heiland (zie 2Pet3:18). Barnabas (‘zoon van de vertroosting’) wist precies wat de gemeente in Antiochië nodig had toe hij de genade daar zag. Het was één enkel ding: ‘Toen hij daar aankwam en de genade van God zag, verblijdde hij zich en vermaande allen met het voornemen van hun hart bij de Heer te blijven‘ (Hand11:23). Hij zocht Paulus vervolgens en toen hij hem had gevonden, bracht hij hem naar Antiochië om de gelovigen te onderwijzen hoe zij bij de Heer moesten blijven door het geloof (zie ook Hand14:22).
4. Geestelijke groei heeft Christus tot doel. Dit betekent dat Hij zichtbaar wordt in de levens van de gelovigen, dit is de vrucht van de Geest (Gal5:22). Dit doel wordt niet behaald door hen allerlei ‘stappen’ of ‘overgave‘ te prediken maar door hun oog op Hem te richten. ‘Als dan uw oog eenvoudig is, zal uw hele lichaam verlicht zijn’, Mat6:22. Al het andere activeert namelijk de natuurlijke oude mens welke God heeft meegekruisigd met Christus (Rm6:6). Het vlees zal niet roemen voor God (1Kor1:29).
5. De bidstonden behoren Christus als doel te hebben. Geestelijke gebeden (’terwijl u…bidt in de Heilige Geest’, Judas vers 20) zijn gericht op deze eeuwige dingen en niet op ons tijdelijke leven. Hoewel men uiteraard overal voor mag bidden valt het op dat Paulus’ gebeden altijd het geestelijke doel van God benadrukken, zie Ef1:15-19; Fil1:9-11; Kol1:9-11. Hij wilde dat Christus in allen gezien werd en daarom bad hij voor de gemeenten.
6. Geestelijke strijd heeft als inzet Christus. De wapenrusting van God (Ef6:13) is niets anders dan het bekleed zijn met Christus (Rom13:14). De satan wil niet dat Hij gezien wordt in onze levens en dus komt Hij met leugens over Hem. Zodra we dit doorzien verdedigen we ons in ‘de sterkte van de Heer en in de kracht van zijn sterkte’ (Ef6:10).
7. Christus is dan ook de enige geestelijke belevingswereld van de gelovige, door het geloof. Niet de christelijke (aardse) feesten, niet de wet, niet de emotie en de verbeelding, maar Christus. Paulus schrijft dat hij God diende ‘in mijn geest’ (Rom1:9). Hij had geen mooie, emotionele muziek nodig, geen indrukwekkende koren, geen prachtige gebouwen, geen opgebouwde sfeer met kaarsen, rituelen, kleuren en indrukken, welke immers de ziel bespelen, maar hij had aan Christus genoeg (Gal2:20). In Hem, de hemelse Mens, zijn immers alle schatten van de kennis en wijsheid verborgen (Kol2:3). In Hem wordt de Vader ten volle gekend (Mat11:27).
Het christenleven is dus heel eenvoudig samen te vatten in Christus. Zo prachtig als God het heeft bedoeld, zo hebben mensen dit ‘doorzuurd’ met hun tradities, wetten, regels, theologische beschouwingen, religieuze manifestaties, verraderlijke ervaringen en het ergst van alles, de vreselijkste leringen over de Heer Zelf. Deze week verscheen een walgelijk boek van Peter-Ben Smit die heeft onderzocht of Jezus wellicht niet ‘non-binair’ was. En wat te denken van vele evangelische christenen die over Jezus spreken als een ‘vriend’, iemand die op gelijk niveau als wij staat. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat aan het einde van dit christelijke getuigenis op aarde, de Heer buiten de deur van de gemeente staat (Op3:20). Maar Hij komt spoedig en dan zal alles aan het licht komen wat er op dit moment ‘gebouwd’ wordt door allerlei mensen binnen deze christenheid. Bouwen zij met goud, zilver of kostbare stenen (1Kor3:12), dan worden zij door de Heilige Geest gebruikt om Christus in de harten van de gelovigen te prenten. Zij zullen loon ontvangen want dit is de wil van God (Kol1:9). Bouwen zij echter met hout, hooi of stro, dan brengen zij de mens zelf in de harten van de gelovigen. Dat werk zal verbranden (1Kor3:14). Treurig is het om vele huidige ‘leiders’ in de gemeenten te zien die de aandacht op zichzelf richten (ook door zichzelf als ‘leider’, of ‘oudste’ of ‘pastor’ te bestempelen, terwijl Christus de enige ‘overste leidsman’ is, Heb12:2) i.p.v. op Christus.
Laten we hopen en bidden dat God in deze laatste dagen nog werkers roept die maar één doel hebben: Christus verheerlijken in de gemeente!