Zodra iemand tot geloof komt in de Heer Jezus, begint er een totaal nieuw leven. Het oude leven, waarin het eigen ‘ik’ centraal stond, is definitief voorbij.

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie mijn woord hoort en gelooft Hem die Mij heeft gezonden, die heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, maar is uit de dood overgegaan in het leven. Joh.5:24

Niet alleen is de gelovige ‘levend voor God’, een ‘nieuwe schepping’ (2Kor.5:17) en deelgenoot geworden van de goddelijke natuur (2Pet.1:4), het nieuwe leven dat in hem is, hij/zij heeft ook de Heilige Geest ontvangen. Het grote doel van het leven is nu steeds meer te worden zoals de Heer Jezus, de volmaakte Mens. God wil daarom de gelovige leren om te ‘wandelen door de Geest’ (Gal.5:16,25) en af te zien van het vlees. Dit is alleen mogelijk als het hart gevuld is met Christus, zoals ik hier, hier en hier uitvoerig heb uitgelegd. Er zijn echter een aantal vijanden, tegenkrachten die dit wandelen door de Geest willen belemmeren. Het zijn de duivel met zijn listen, de wereld, het eigen ‘ik’, de oude natuur of het vlees, en de omstandigheden. In dit artikel bespreek ik het grote geheim van hoe om te gaan met de omstandigheden. Als de omstandigheden ons geloof niet kunnen beïnvloeden, dan zijn we ‘volmaakt in Christus’ (Kol.1:28), volwassen in het geloof (Ef.4:13-15).

Ieder mens maakt van alles mee in zijn/haar leven. Er zijn goede en er zijn slechte dagen, ‘een tijd om te huilen en een tijd om te lachen, een tijd om rouw te bedrijven en een tijd om te huppelen’, Pred.3:4. De mensen van de wereld zijn in de greep van de omstandigheden. Het leven lacht hen toe als het goed gaat, en men zit in de put als het tegenzit. Voor de gelovigen zijn de omstandigheden echter een middel in de hand van God om hen te vormen naar het beeld van Zijn Zoon. U verdraagt het tot tuchtiging; God behandelt u als zonen; want welke zoon is er die een vader niet tuchtigt (Heb.12:7)? De gelovigen aan wie dit geschreven was, leden vreselijk door alle vervolgingen. Deze moeilijkheden zouden genoeg reden zijn om diepongelukkig te zijn, maar toch spreekt de schrijver over een ‘vreedzame vrucht’ in Heb.12:11. Als de gelovige namelijk leert om de omstandigheden zó te beschouwen, als een middel tot groei, dat Christus groter voor hem/haar wordt, zal er altijd vrede in het hart zijn. ‘Dank in alles’ zegt Paulus dan ook als zijnde de wil van God in 1Thes.5:17. In de brief aan de Filippenzen laat hij zien dat dit voor hem geen theorie maar een realiteit was. Hij schrijft:

Ik zeg dit niet omdat ik gebrek lijd; want ik heb geleerd tevreden te zijn met de omstandigheden waarin ik ben. Ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; in elk opzicht en in alles ben ik ingewijd, zowel in verzadigd zijn als in honger lijden, zowel in overvloed hebben als in gebrek lijden. Ik vermag alles door Hem die mij kracht geeft. Fil.4:11-13

Dit was niet een man op de top van zijn bediening, maar een man die al ruim vier jaar gevangen zat (Hand.28:30). Terwijl hij was geroepen om het evangelie van de genade van God te betuigen (Ef.3:7-9), kon hij nu geen kant op. Anderen brachten zelfs het evangelie om hem te kwetsen (Fil.1:15). Maar in plaats van te klagen, in opstand te komen, te vragen ‘waarom’ of zijn lezers met zijn ellende op te schepen, roept hij hen op zich te verblijden in de Heer (Fil.3:1; 4:4). Hoe is dat mogelijk? Het grote geheim van Paulus was: hij zag Christus in alle omstandigheden! Zelfs als hij verwacht de doodstraf te krijgen in Rome schrijft hij:

…maar dat met alle vrijmoedigheid zoals altijd ook nu Christus wordt groot gemaakt in mijn lichaam, hetzij door het leven, hetzij door de dood. Want te leven is voor mij Christus en te sterven is winst. Fil.1:20b-21

Paulus wist dat God alle dingen doet meewerken ten goede (Rom.8:28) en dat ook in de meest moeilijke omstandigheden Christus zou worden verheerlijkt in hem, hetzij levend hetzij gedood. Uiteindelijk heeft God de diepste waarheden in de ‘gevangenisbrieven’ van Paulus geopenbaard. Paulus kende de Vader en wist dat Hij ‘alles werkt naar de raad van Zijn wil’, in Christus (Ef.1:11). Christus was daarom in alles zijn kracht. Paulus bad niet om kracht, maar ontving kracht. Dit kwam omdat zijn doel Christus was, ‘om hem te kennen’, schrijft hij in Fil.3:10. Het ene ding waar hij naar streefde was Christus omdat hij door Hem ‘gegrepen was’ (Fil.3:12). Om zó te kunnen leven laat God ons door allerlei omstandigheden heengaan. Steeds meer ‘snoeit’ Hij de ranken opdat er meer vrucht zal zijn (Joh.15:2). Paulus is hierin tot het uiterste gegaan.

Nu geldt deze geestelijke volwassen houding voor de meesten van ons (nog) niet. Wij laten ons wél vaak door de moeilijkheden die ons overkomen beïnvloeden. We kunnen soms mooie momenten beleven met de Heer en ook mooi over Hem spreken, maar als het leven tegenzit, raken we vaak ontmoedigd. De Heer weet dat. Ook de Fillipenzen waren nog niet zover. Paulus moet hen ertoe oproepen ‘hetzelfde te bedenken’, ‘dezelfde liefde’ te hebben en ‘eenstemmig’ te zijn (Fil.2:2), zodat zij samen Christus als hun ene doel zouden gaan beschouwen en Zijn gezindheid hun levens zou gaan beheersen (Fil.2:5). Daarom ontvingen zij deze brief die wij tot onze troost en opbouw in onze Bijbels hebben. Paulus schittert in deze brief als een ‘slaaf van Christus Jezus’ (Fil.1:1) in wie Hij de volle ruimte had gekregen tot een voorbeeld voor ons (Fil.3:17). De omstandigheden hadden ervoor gezorgd dat Christus voor hem alles was geworden.

Hoe komt het dan toch dat er vandaag zo weinig over Christus als onze blijdschap wordt gesproken en nagedacht in de kerken en gemeenten? Het gaat meestal nog wel over God als Schepper en over Christus als de Verlosser, maar zeer zelden worden deze dingen die ik hierboven beschrijf benoemd. Het gevolg is dat uitleggers, predikers en leraars de omstandigheden proberen te beïnvloeden. Als we maar ‘genoeg geloof’ zouden hebben dan zou die ziekte, dat lijden of die tegenslag wel verdwijnen. Of er wordt ‘geproclameerd’ tegen de omstandigheden die dan vaak van de duivel komen. In plaats van Christus in de omstandigheden te brengen, zoals Paulus deed, brengen zij de omstandigheden bij God opdat Hij deze verandert. Uiteraard mogen wij bidden als er lijden is (Jak.5:13) en God kan Zich laten ‘verbidden’, maar dit kan heel makkelijk de andere kant overschaduwen, dat Christus in alle omstandigheden kracht geeft. Toch horen we hier maar bar weinig over in de christenheid.

Zou deze ‘blindheid’ voor de grootsheid van Christus niet een oordeel van God kunnen zijn over onze ik-gerichte geloofsbeleving? Zoals Hij Israël keer op keer onder een hongersnood bracht (zie 1Kon.8:1) opdat zij naar Hem zouden snakken zo zou dat ook vandaag het geval kunnen zijn. Misschien bent u, nu u dit leest, onder moeilijkheden. Misschien bent u alleen en verlangt u naar een partner, of bent u gescheiden. Misschien beleeft u een moeizaam huwelijk, zijn er problemen in het gezin, lijdt u aan een ziekte, of kent u psychische nood. Laten we samen met Paulus zeggen:

Niet dat ik het al verkregen heb of al volmaakt ben; maar ik jaag ernaar, of ik het ook mocht grijpen. Fil.3:12a