Eén van de grootste misverstanden binnen de evangelische beweging vandaag de dag is dat men dat wat Jezus deed tijdens zijn aardse bediening overhevelt naar vandaag. Men leert dan dat wat de Heer aan mensen toen deed, Hij ook nu doet zoals genezingen, weldaden etc. Maar dit is een misverstaan van onze huidige bedeling. Het is immers zo dat Hij verworpen werd door de mensheid, zowel door de Joden als door de heidenen (uitgezonderd enkelen, maar dat waren individuen). De natuurlijke mens, aan wie Hij zoveel goed had gedaan tijdens zijn aardse bediening, heeft Hem immers gekruisigd!
U weet wat er is gebeurd door heel Judea, te beginnen van Galilea, na de doop die Johannes heeft gepredikt, met Jezus van Nazareth, hoe God Hem heeft gezalfd met de Heilige Geest en met kracht. Hij is het land doorgegaan, terwijl Hij goeddeed en allen gezond maakte die door de duivel waren overweldigd, want God was met Hem. En wij zijn getuigen van alles wat Hij heeft gedaan, zowel in het land van de Joden als in Jeruzalem. Hem hebben zij ook gedood door Hem te hangen aan een hout. Hd10:37-39
Tot aan het kruis heeft God de mens getest of deze Zijn voornemens voor zegeningen aan de wereld zou accepteren via Christus in hun midden. Het resultaat was een verschrikkelijke mislukking. De mens herkende de Geliefde niet door Wie God Israël wilde zegenen (en de wereld heeft Hem niet gekend. Jh1:10). De mens wilde Hem niet en kruisigde Hem. De hele mensheid staat dus strafschuldig voor God vanwege deze misdaad (Rm3:19).
Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. Jh1:11
De eerste mens, Adam en diens nakomelingen ruïneerde zo alles wat hij aanraakte. De tweede mens werd door hem afgewezen, verworpen en gekruisigd. Door het oordeel dat hierdoor op Israël (en de hele mensheid) rust, zijn zij verstrooid over de hele wereld en alle aardse zegeningen van het koninkrijk, welke in Christus’ bediening op aarde werden gezien, zijn uitgesteld. Dit oordeel beëindigde Gods plan totdat Israël zich zal bekeren en Hij zal verschijnen voor hun verlossing en zegen ook voor de volken. De schepping zucht in de verwachting van haar verlossing (Rm8:20-21). Intussen is de profetische klok gestopt en over de tijd tussen de dood van Christus en het herstel van alle dingen, wordt niets vermeld in het Oude Testament.
Hoe vult God deze tijd nu in tussen de kruisiging en de wederkomst? Welke voornemens voert Hij uit in deze tijd? Hij is nu bezig andere voornemens uit te voeren los van zijn plan om een rechtvaardig koninkrijk van zegen voor deze aarde op te richten. We moeten goed begrijpen dat tot aan het kruis de mens op de proef werd gesteld. Maar daarna veranderde alles. De mens heeft bewezen in alles volkomen vervreemd te zijn van God en tevens niet in staat was de zegeningen te ontvangen van Hem in wie al Gods plannen en beloften hun vervulling hebben. Het was dus niet genoeg dat de tweede mens, Christus zou komen op aarde. De eerste mens moet een nieuwe natuur ontvangen en volkomen opnieuw geschapen worden tot een nieuwe schepping voordat hij de zegeningen in kan gaan welke de tweede mens kwam brengen.
Hoe zal God nu ervoor zorgen dat de mens deel kan krijgen aan deze nieuwe goddelijke natuur? Door hetzelfde middel waardoor de mens heeft bewezen volkomen verdorven te zijn: het kruis. Dit kruis dat de onverzoenlijke haat van het menselijke hart tot God demonstreerde, openbaarde de grote liefde van het hart van God ten opzichte van de mens. Dat wat het definitieve oordeel over de eerste mens velde, opende de deur voor iets volkomen nieuws. Het bloed dat op het kruis vloeide heeft de rechtvaardige basis gelegd voor de verzoening van alle dingen (Ko1:20). In de dood van Christus is de eerste schepping opzij gezet en veroordeeld, terwijl de opstanding uit de doden de tweede mens presenteert als de laatste Adam, de eerstgeborene van een nieuwe schepping. Ieder die Hem heeft aangenomen wordt in deze nieuwe schepping ingevoerd en God vindt zijn vreugde in de gelovigen die nu leden zijn geworden van hun verheerlijkte Hoofd in de hemel. Onlosmakelijk zijn de gelovigen met Christus verbonden. Er is nu een nieuwe mens voor het aangezicht van God in wie Hij zijn volmaakte vreugde vindt en dit is de Christus, Hoofd én lichaam.
Want zoals het lichaam een is en vele leden heeft, en alle leden van het lichaam, hoewel vele, een lichaam zijn, zo ook Christus. 1Ko12:12
Lees hierboven ‘zo ook de Christus’. Dit is de nieuwe mens, bestaande uit een Hoofd in de hemel en de leden op aarde. Ze zijn volmaakt tot één geschapen. Zij leven op aarde in een wereld die onder het oordeel is, maar ze zijn verbonden met de Heer in de hemel, onder zijn heerschappij gesteld. Dit is ‘de verborgenheid van het koninkrijk van de hemel’. Het uiterlijke koninkrijk van zegen en gerechtigheid op aarde is uitgesteld en nu is er een onzichtbaar koninkrijk. Dit was een verborgenheid in het Oude Testament. De Heer Jezus spreekt erover in Mt13.
En de discipelen kwamen naar Hem toe en zeiden tot Hem: Waarom spreekt U in gelijkenissen tot hen? Hij nu antwoordde en zei tot hen: Omdat het u is gegeven de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is het niet gegeven; Mt13:10-11
In deze tijd is de Heer Jezus in de troon van zijn Vader (Op3:21) en wacht tot Hem het koninkrijk zal worden gegeven met een troon op aarde, in Jeruzalem waar Hij zal heersen over de hele wereld. Het is nu de tijd van zijn geduld (2Thes3:5; Op3:10), niet de tijd van zijn openlijke macht. Hij wreekt zijn vijanden niet, maar biedt hen verzoening aan door het evangelie. Terwijl de mens de nieuwe vorm van het koninkrijk op aarde verderft door toe te staan dat satan dolik tussen de tarwe zaait (terwijl echter de mensen sliepen, Mt13:25) voert God een voornemen uit dat van eeuwigheid af in zijn hart was. Dit eeuwig voornemen is tot eer en heerlijkheid van zijn Zoon. Het is de vorming van de gemeente van God, het lichaam van Christus.
opdat nu aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten door de gemeente de veelvoudige wijsheid van God bekend gemaakt wordt, naar het eeuwig voornemen dat Hij heeft opgevat in Christus Jezus onze Heer, Ef3:10-11
De gemeente toont aan de overheden en machten in de hemelse gewesten niet alleen dat zij het voorwerp is van Gods eeuwige vreugde, maar ook van zijn schoonste en diepste goddelijke wijsheid. Hij heeft namelijk uit Joden en heidenen mensen, die oorspronkelijk vijanden van hem waren, tot Zich verzoend via het kruis en aan Christus verbonden zodat zij medeleden van zijn lichaam zijn geworden (Ef3:6). Zij vormen nu een gezelschap, begenadigd in de Geliefde (Ef1:6) die onberispelijk en volkomen heilig voor zijn aangezicht zijn gesteld als zonen ingevoerd in de gedachten van de Vader.
Vandaag vinden we dus het koninkrijk in zijn nieuwe vorm en de gemeente, het lichaam van Christus. Gezien vanuit Gods oogpunt, bestaan deze twee uit dezelfde personen, maar vanuit verschillende standpunten bezien. Er is echter, en dat moeten wij goed onderscheiden, ook een wijder gezichtspunt van het koninkrijk vandaag en dat is het koninkrijk onder de verantwoordelijkheid van mensen. In dit gezichtspunt is er falen en bestaat dit koninkrijk uit personen die niet tot de gemeente behoren, maar enkel uit uiterlijke belijders.
Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemelen is. Velen zullen in die dag tot Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet door uw naam geprofeteerd en door uw naam demonen uitgedreven en door uw naam vele krachten gedaan? Mt7:21-22
Het koninkrijk der hemelen is eveneens gelijk aan een sleepnet dat in de zee werd geworpen en van allerlei soort bijeenbracht; toen het vol was, trokken zij het op het strand, en zij gingen zitten en verzamelden het goede in vaten, maar het bedorvene wierpen zij weg. Mt13:47-48
Daarom zegt de Heer Jezus dat alleen zij die de ander vergeven ook zullen worden vergeven door hun hemelse Vader (Mt6:15). Veel uitleggers denken dat dit niet voor ons geldt want ‘wij zijn al vergeven’ en dit is waar, maar de Heer spreekt in heel Mt5 over hen die werkelijk tot zijn nieuwe volk behoren. Zij die dit alleen uiterlijk zijn, worden gekenmerkt door het niet willen vergeven. Zij die wel tot de nieuwe schepping behoren vergeven van harte want dit is het nieuwe leven van Christus. De Heer legt deze woorden dus neer als een test en een voorwaarde om te zien wie er is wat hij zegt, een ware onderdaan van Hemzelf in het koninkrijk van vandaag, de zonen van het koninkrijk.
Het goede zaad, dat zijn de zonen van het koninkrijk. Mt13:38
Zo is het ook met de gemeente. Gezien vanuit de waarheid van alle ware gelovigen door Christus gevoed en gekoesterd (Ef5:29) en heerlijk, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks straks voor Zich gesteld is zij volmaakt. Gezien vanuit de verantwoordelijkheid van mensen moet Christus haar uit zijn mond spuwen (Op3:16).
Maar voor ons is het belangrijk te zien dat de vorming van de gemeente vandaag Gods eerste en enige werk is. Het behaagt Hem om in haar zijn Zoon te openbaren (Gl1:15). Dit werk dat in de innerlijke mens gebeurt (2Ko4:17-18; Ef3:17) is tegengesteld aan wat het koninkrijk straks zal kenmerken, namelijk uiterlijke zegen. De aarde is nu niet de sfeer van de zegeningen voor de gemeente, maar juist van haar verdrukkingen en verzoekingen (Jh16:33). De Heer Jezus is nu niet Degene die onze fysieke en materiele problemen oplost zoals dat straks wel in het koninkrijk zal gebeuren. Het is in- en intriest dat velen de gelovigen misleiden met hun verkeerde leringen dat ‘Jezus je wil genezen’ (zoals in het vreselijke boek ‘Jezus aanraken’ van Tom de Wal) of met hun beweringen dat ‘Jezus je begrijpt’ en ‘Hij wil verlossen van al je problemen’. Dit is niet de gezonde leer en zal mensen niet alleen bitter teleurstellen maar hen ook wegvoeren van het zicht op de verheerlijkte Heer.
Paulus had een welbehagen in zwakheden (2Ko12:10) want alleen langs deze weg wordt het leven van Jezus openbaar in onze lichamen in een wereld die Hem niet wil (2Ko4:10-11). Christus sterkt ons in de innerlijke mens (Ef3:16-17) terwijl wij in onze moeiten en beproevingen de verlossing van ons lichaam verwachten (Rm8:23). Wij wandelen door de Geest, terwijl wij afzien van eer en zelfgenoegzaamheid in een wereld die Hem verworpen heeft, wachtende op ‘de gelukkige hoop en verschijning’ van onze Heer (Tt2:11-13). Als Hij dan komt om ons tot Zich te nemen, zal God zijn volk Israël weer herstellen tijdens een grote verdrukking (Mt24:21) tot zegen van de volken. Dán zal er zegen op aarde zijn. Dán zal er geen ziekte meer zijn (Js33:24). Nu in onze tijd is er de gemeente waarin Christus de verheerlijkte Heer voor het geloof ‘alles en in allen’ is (Ko3:11). Laten we dan met het voornemen van onze harten ons op Hem richten, gehoorzaam aan zijn Woord totdat Hij komt en niet luisteren naar de stemmen van de dwaze herders.