Ik schrijf dit een dag na de verkiezingen voor de eerste kamer. Nederland is na corona in de ban van ‘stikstof’, ‘boeren’ en ‘klimaat’. De grote tegenstander van God, de duivel, is er een meester in om de gedachten van de mensen bezig te houden (2Kor4:4). Als deze ‘problemen’ naar de achtergrond zullen verdwijnen, zal hij er weer nieuwe voor in de plaats brengen. Zo hoeft men niet aan God te denken en dat komt goed uit, want dat wil men ook helemaal niet (Rom1:21). De politiek van deze wereld is daarom een prima afleiding.
Veel christenen die in hun Bijbel kunnen lezen dat hun ‘politiek’ in de hemel is (Fil3:20 ‘burgerschap’) laten zich helaas ook helemaal inpakken door deze aardse zaken. Ze kunnen over niets anders meer praten en nadenken dan politiek (of sport, of cultuur etc.). Paulus noemt hen ‘aardsgezind’ (Fil3:19). Binnen de christenheid vinden we dan in het algemeen ook geen oplossingen meer, want het is daar één grote verwarring. Een blik op cvandaag.nl of in het ND bevestigt dit. Iedereen roept wat maar heel zelden vinden we daar iets van de rijkdommen in Christus. Om dan ook als christen wegwijs te worden in de complexiteit van deze wereld, maar ook in het oerwoud van Bijbelse leringen, visies en meningen is het noodzakelijk een gezond zicht te hebben op wat de gemeente van God precies is en daarmee verband houdend, wat Gods plannen zijn m.b.t. deze gemeente.
Het woord ‘politiek’ betekent volgens Van Dale o.a. ‘de manier waarop je je doel probeert te bereiken’. God heeft ook een doel, een ‘politiek’ en deze is volkomen tegengesteld aan die van de mens. In de veroordeling en kruisiging van de Heer zien we wat de wereldse politiek doet: recht praten wat krom is en krom wat recht is. Als de Heer Jezus komt zal echter Gods raad openbaar worden en door allen bewonderd worden. Een gezonde hoop is daarom van levensbelang. Het geloof is immers de zekerheid van wat men hoopt (Heb11:1). Laten we vanuit de Bijbel eens zien wat de gemeente is en vervolgens naar de plannen, de ‘raadsbesluiten’ van God die daarmee verband houden. Ik heb daar eerder hier en hier al iets over geschreven.
Als iemand tot geloof komt, is dat omdat hij/zij het woord van de waarheid gelooft.
…in Wie ook u, toen u het woord van de waarheid, het evangelie van uw behoudenis, hebt gehoord – in Wie u ook, toen u geloofd hebt, verzegeld bent met de Heilige Geest van de belofte, Ef1:13
Dit woord, het evangelie van ‘uw behoudenis’ is dat wij zondaars zijn en dat Christus onze zonden in zijn lichaam op het hout droeg (1Pt2:24). De straf die wij verdienden was op Hem (Jes53:5). In Hem hebben wij, als wij geloven, de verlossing, de vergeving van de zonden ‘door zijn bloed’ (Ef1:7). Maar al deze zaken hebben te maken met de nood van de mens, waarin God heeft voorzien.
De raad van God heeft te maken met dat wat zijn eigen hart vreugde geeft. Dit ‘voornemen’ heeft Hij in Zichzelf voorgenomen en dat is dat er een gezelschap zal zijn dat volkomen aan zijn eigen natuur beantwoordt. De gelovigen staan nu in positie ‘heilig en onberispelijk’ voor een heilig God ‘in liefde’ (Ef1:4) want ze zijn gerechtvaardigd door de gerechtigheid van God (Rom3:26; Hand13:39). Dat zij volkomen heilig voor Hem staan ‘in liefde’ is de vervulling van zijn eigen voornemen.
Maar God heeft nog veel meer gedaan vanwege het volmaakte offer van zijn Zoon ‘opdat wij zouden zijn tot lof van zijn heerlijkheid’ (Ef1:12). Zo zijn de gelovigen bestemd tot het ‘zoonschap’.
…terwijl Hij ons tevoren door Jezus Christus tot het zoonschap voor Zichzelf bestemd heeft, naar het welbehagen van zijn wil, Ef1:5
Voor de grondlegging van de wereld zijn de gelovigen, zoals we zagen, bestemd om in een positie te staan voor God tot bevrediging van zijn eigen hart, ‘naar het welbehagen van zijn wil’. Als de wereld voorbij zal zijn zal er een gezelschap zijn dat heilig, onberispelijk is en als zonen vóór Hem zijn, in een toestand die absoluut passend is voor God. Het zoonschap houdt bovendien in dat wij in dezelfde betrekking zijn geplaatst tot de Vader als die waarin Christus als mens is, ‘aangenaam gemaakt in de Geliefde’ (Ef1:6, zie voetnoot in de Telosvertaling). Hij zal Zich omringen door hen die Zijn liefde evenals de Heer Jezus als Mens volmaakt beantwoorden. Zo plaatst de rijkdom van zijn genade ons voor Hemzelf in een volmaakte positie, terwijl de heerlijkheid van zijn genade ons plaatst in een volmaakte relatie tot Hemzelf. Zo is het de vreugde van het hart van God de Vader dat de gemeente passend is gemaakt voor zijn heilige natuur én deelt in zijn gedachten. In die relatie maakt Hij ons zijn wil bekend.
…daar Hij ons de verborgenheid van zijn wil bekend heeft gemaakt, naar zijn welbehagen, dat Hij Zich had voorgenomen in Zichzelf aangaande de bedeling van de volheid der tijden, om alles wat in de hemelen en wat op de aarde is onder één hoofd samen te brengen in Christus; in Hem, in Wie wij ook erfgenamen zijn geworden, waartoe wij tevoren bestemd waren naar het voornemen van Hem die alles werkt naar de raad van zijn wil, Ef1:9-11
Deze wil was verborgen in het oude testament (want daar gaat het vooral om de aardse toekomst van het volk Israël) en houdt in dat dit gezelschap van gelovigen zodanig is ééngemaakt met de Heer Jezus dat zij zijn lichaam is en met Hem alle dingen zal beërven.
Hoe zal Hij die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? Rom8:32
De gemeente is het lichaam van Christus (Ef1:22; Kol1:18). Zij is ‘de volheid van Hem’ (Ef1:23). Zij vormt met Christus de ‘nieuwe mens’ (zie 1Kor12:12). Dit is de nieuwe toestand van de gelovigen als de gemeente van God, het lichaam van Christus die door de schoonheid en hemelse heerlijkheden van Christus gekenmerkt wordt. Geen individuele christen is in staat om dit alles tentoon te spreiden. De hele gemeente is nodig om de nieuwe mens voor ter stellen in de eeuwigheid. Zoals Adam met Eva werd gesteld over de eerste schepping (Gen1:26-28), zo zal Christus met zijn gemeente gesteld worden als hoofd boven alle dingen, zowel in de hemelen als op de aarde. Als de gelovigen zó aan Hem gelijk zullen zijn, in die positie, zullen zij zijn tot lof van zijn heerlijkheid (Ef1:12). God zegt als het ware: ‘in de komende eeuwen zal Ik laten zien wat de vrucht van het werk van Christus en wat het voornemen van mijn hart is’. Dit doel is Gods ‘politiek’.
…opdat Hij in de komende eeuwen de uitnemende rijkdom van zijn genade zou betonen in goedertierenheid over ons in Christus Jezus. Ef2:7
Gods heerlijkheid zal dus publiekelijk in de schepping openbaar worden als de Heer Jezus verheerlijkt zal worden in al zijn heiligen en bewonderd zal worden in allen die hebben geloofd (2Thes1:10). De politiek van de mens verheerlijkt hemzelf zoals we zien bij o.a. Herodes (Hand12:21-22), maar Gods politiek is tot heerlijkheid van de Heer Jezus. Wanneer het geloof deze heerlijke waarheden aanneemt en op dit glorieuze einddoel ziet, verheugt het zich in alles wat geopenbaard is in het hart van God en van de gevolgen van het werk van Christus. Dan wordt deze vergankelijke wereld, die bij tijden overweldigend voor ons kan zijn, heel onbelangrijk, terwijl de plannen van God de Vader uitermate kostbaar en gezegend worden aan onze harten. De gedachten van God te kennen houdt ons rustig in de tegenwoordigheid van de onrust van de wereld en tilt ons boven leed en zonde uit. Als de Heer Jezus komt als hoofd van de gemeente, zal Hij dan ook deze raadsbesluiten (zie Ef1:11) realiseren.
Want de schepping verwacht reikhalzend de openbaring van de zonen van God. Rom8:19
Wanneer Christus, uw leven, geopenbaard wordt, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. Kol3:4
Als Hij komt en wij met Hem, als wij volkomen gelijk aan zijn heerlijkheid (Rom8:29; 2Thes2:14) zullen verschijnen aan de wereld, zal dat wat God in zijn hart had voorgenomen werkelijkheid worden. Christus zal persoonlijk een einde maken aan de politiek van deze wereld (2Thes2:8; Op19:20). In de gemeente wordt dan gezien Wie Hij is in de rijkdom en heerlijkheid van zijn genade. Mensen die van oorsprong dood waren ‘in overtredingen en zonden’ (Ef2:1) zijn door Hem in Christus levend gemaakt (Ef2:5), in de hemelse gewesten geplaatst (Ef2:6), bestemd tot zijn heerlijkheid waar zij de voorwerpen van zijn liefde zijn (Ef2:4), de geheimen van zijn hart kennen en tot in eeuwigheid in het huis van de Vader zullen zijn (Joh14:2-3). Al deze zaken zijn voor ons door het geloof een ‘schat in aarden vaten’ (2Kor4:7). We leven nog in een duistere wereld, waarvan de satan de overste is (Joh12:31). In deze wereld verheft de mens zich, wat zal uitmonden in de wetteloze die zich als god zal laten aanbidden, de ultieme satanische politiek (2Thes2:4). In de komende eeuwen, als Christus gekomen is, zal God verheerlijkt worden in de gemeente omdat zij de voortreffelijkheden van Christus zal tentoonspreiden.
En moge onze Heer Jezus Christus Zelf, en God onze Vader die ons heeft liefgehad en ons eeuwige vertroosting en goede hoop door genade heeft gegeven, uw harten vertroostten en u versterken in alle goed werk en woord. 2Thes2:15-16
Onze tijd is een tijd van geloof, van innerlijke kracht terwijl het christelijk getuigenis gefaald heeft doordat zij zichzelf heeft verhoogd (Op3:17). De ware gelovige die de Heer liefheeft, ziet op het grote einddoel, tot Zijn eer. Dit houdt hem ‘rustig en stil’ (1Tim2:2). Maar hoe kunnen gelovigen zich in deze dingen verheugen als deze nauwelijks meer verkondigd en geleerd worden? Zorgt u er dan voor dat u over deze dingen leest en leert, een gemeente bezoekt waar Gods politiek en niet die van de mens gezocht wordt.