In deze zeer verwarrende tijden is het goed om zo vaak mogelijk de Bijbelse waarheden te herhalen. Daarom zeg ik nog eens: het doel van de Heilige Geest is om gelovigen te wortelen in de verheerlijkte Heer Jezus opdat er vrucht zal zijn in hen op aarde. Deze vrucht is niets anders dan het leven van de Heer Jezus zelf, de ‘vrucht van de Geest’ in de gelovigen.
Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Gal.5:22
Deze vrucht is naar Gods wil te vinden in de gemeente, het gezelschap van gelovigen, waar men elkaar liefheeft (zie Joh.13:35; 15:12,17). De Heilige Geest geeft hiertoe nooit kracht via geloof in- of aandacht op Hemzelf, maar werkt een steeds groter wordend gevoel van afhankelijkheid van de Heer Jezus in de gelovigen uit. Ondanks de steeds groter worden stroom van onderwijs over ‘tongentaal’ dat ‘jezelf sticht’ of ‘bevrijding van demonische banden’ om ‘echt vrij te zijn’, of allerlei andere gerichtheden op ervaringen, is het werk van de Heilige Geest dat er een totale, volkomen focus op de Heer Jezus komt te liggen. Voor ons als gelovigen moet het volkomen vaststaan dat dit het doel van de Heilige Geest is. Dit doet Hij door:
A: door levenservaring te leren dat in onszelf er totaal geen kracht is, zie Rom.7:18
B: door het woord van God te leren dat al onze bronnen in de hemel liggen, in Christus Jezus.
C: door van onze harten een plaats te maken waar de omgang met Hem plaatsvindt.
Veel vrucht komt dus nooit door de prediking van de wet, maar door de verkondiging van Christus. Niet de aardse Jezus, maar de hemelse, verheerlijkte Heer. Zo zal er uiteindelijk ‘veel vrucht’ zijn, Christus die ‘gestalte’ krijgt in de gelovigen (Gal4:19), ‘Christus in u’(Kol1:27). Zonder A is er ook geen B en C. Zonder het diepe besef dat er in onszelf geen enkele kracht is, komen we ook nooit tot het besef ‘zonder Mij kunt u helemaal niets doen’ Joh.15:5. De Heilige Geest zorgt ervoor dat wij als een magneet naar de hemelse Heer getrokken worden, via het geschreven woord van God.
In de hoofdstukken 14-16 van het evangelie van Johannes vinden we de woorden van de Heer Jezus die al zijn discipelen voorbereidt op het leven dat hen staat te wachten in een wereld waarin Hijzelf verworpen is. Dit is de betekenis van het laatste vers van Joh.14: Staat op, laten wij hier vandaan gaan, vers 31. Hij verlaat met zijn discipelen de bovenzaal waar Hij hun heeft geleerd over de gemeenschap van de Vader en de Zoon (Joh.14:23). Zo gaat Hij met hen de wereld in, Hij laat hen niet alleen, hoewel hij naar de Vader zou gaan.
Een aantal belangrijke punten in deze goddelijke voorbereiding zijn:
A: Ze zullen net zo moeten geloven in Hem, de hemelse mens als in de God van het oude testament, Joh.14:1
B: Ze mogen ieder moment Hem verwachten om hen tot Zich te nemen, Joh.14:2-3
C: De Heilige Geest zal hen in deze tijd met Hem verbinden, Joh.14:18, 16:14
D: Ze zullen veel vrucht dragen als ze maar in Hem blijven, Joh.15:1-8
E: Ze zullen in de wereld achterblijven waar verdrukking wacht, Joh.16:33
In Joh.15:1-8, precies in het midden van dit gedeelte, spreekt de Heer Jezus tot zijn (Joodse) discipelen, vlak voordat Hij aan het kruis zijn leven zou geven en naar de Vader zou terugkeren. Hij bereidt hen (en via hen ook alle gelovigen) voor om in de tijd van zijn afwezigheid zijn vertegenwoordigers te zijn, ware discipelen, trouwe getuigen (Joh.15:8; Hand.1:8), in een wereld waarvan satan de overste is. Hij begint met te zeggen ‘Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman’ (Joh.15:1). De Joodse discipelen kenden Jesaja 5 maar al te goed waarin het huis van Israël met een wijngaard wordt vergeleken (zie vs7). Maar in plaats van vrucht voor Jahweh bracht zij ‘stinkende druiven’ voort (Js5:4). Door te zeggen ‘Ik ben de ware wijnstok’ maakt de Heer aan zijn discipelen duidelijk dat zij hun verbinding met Israël moesten opgeven en hun bronnen enkel en alleen in Hem zouden moeten zoeken. Hun eindbestemming is immers het huis van de Vader, en niet het koninkrijk op aarde (zie Joh.14:2-3). Hun burgerschap was en is in de hemel (Fil.3:20).
Hun nieuwe betrekking was dat zij nu kinderen van de Vader waren en niet meer Israëlieten onder Jahweh. Johannes 15 is daarom de voorbereiding op het christendom dat zou komen.
Voor de Joodse discipelen was dit een zeer moeilijk woord, aangezien hun hele opvoeding Joods was, gericht op een aardse eredienst. Hun zegen lag niet meer op aarde, in het Jodendom, maar in de hemel, in de Zoon van God. De Joodse Petrus heeft hier ook veel moeite mee gehad, maar de Heer toonde hem in zijn genade een laken ‘uit de hemel’ (Hand.11:5). Helaas is deze hemelse focus in de christenheid verschoven zodra Paulus door allen werd verlaten, 2Tim.1:15. Het gevolg is daarom ook niet ‘veel vrucht’, de liefde tot elkaar, maar zelfzucht, eerzucht etc. en dit in de christenheid! (2Tim.3:1-5).
In dit gedeelte van Joh.15:1-8 spreekt de Heer Jezus over drie situaties in levens van discipelen die betrekking hebben op het dragen van vrucht.
1. Er zijn ranken die geen vrucht dragen, vs2a
2. Er zijn ranken die meer vrucht dragen, vs2b
3. Er zijn ranken die veel vrucht dragen, vs8
De Vader is de landman. Hij, die de Zoon met heel zijn hart liefheeft en met zeer grote zorg erop toeziet dat diens eer op aarde wordt gehandhaafd. Daartoe neemt Hij iedere rank weg die geen vrucht draagt. Judas was zo iemand. Hij was schijnbaar een discipel, volgde Jezus, deed ook tekenen en wonderen in zijn naam (Mat.10:1-8), maar droeg geen enkele vrucht. Hij was een dief (Joh.12:6) en een verrader (Luk.6:16), een ‘duivel’ (Joh.6:71). Let op: ‘de Heer kent hen die de zijnen zijn’ (2Tim.2:19) en daarom spreekt Hij niet over als ‘u’ niet in Mij blijft, maar als ‘iemand’ niet in Mij blijft, Joh.15:6. Hij kende zijn discipelen en wist dat zij werkelijk in Hem geloofden. ‘U bent al rein’ zegt Hij in Joh.15:2. Ware gelovigen blijven immers altijd met Hem verbonden, dat is immers het kenmerk van het nieuwe leven! Het is alleen de verantwoordelijkheid van iedere belijdende christen om ook daadwerkelijk in Hem te blijven, daarom ‘als iemand’, zie verder hier. Als er geen levende verbinding met Hem is, is ook geen vrucht en gaat men uiteindelijk verloren, en worden deze ranken ‘in het vuur’ geworpen, vs6.
En elke rank die vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht draagt. Vs2b
De Vader, vol goedheid, barmhartigheid en geduld, wil het leven van zijn Zoon in zijn kinderen weerspiegeld zien. Hiervoor is er de genadevolle opvoedende zorg van de Vader voor iedere ware gelovige zodat deze ranken gesnoeid, gereinigd worden. Deze reiniging vindt plaats door het woord van God dat ieder kind toont dat wat nog niet overeenkomt met de vrucht. Ook de omstandigheden gebruikt de Vader om zijn kinderen op te voeden.
Nu schijnt alle tuchtiging wel op het ogenblik zelf geen vreugde maar voor droefheid te zijn, maar daarna geeft zij aan hen die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht van gerechtigheid. Heb.12:11
Alle dingen werken zodoende mee ‘ten goede’ voor hen die God liefhebben (Rom.8:28). Dit ‘goede’ is veel vrucht. Ik ben de wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft en Ik in Hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u helemaal niets doen. Joh.15:4-5. Het gaat hier niet om ‘in Hem’ te blijven wat betreft onze positie als leden van het lichaam van Christus. Deze is immers onverbrekelijk. Het gaat hier om onze verantwoordelijkheid, niet wat betreft onze positie, maar wat betreft de praktijk van onze belijdenis. Het is de praktische gewoonte en oefening om met ons hart dicht bij Hem te blijven.
Niet de vrucht is ons doel of onze focus, maar Christus in onze harten, ‘Ik in hem’, doordat ‘mijn woorden in u blijven’, vs8. Zodra wij met de vrucht bezig gaan, loert het gevaar om tevreden te zijn met onszelf en we ons bewust worden van vooruitgang en groei. Als we ons echter bewust zijn van onze zwakheid, krijgt Christus de juiste plaats in onze harten.
Alles staat of valt met het hart. Waar het hart vol van is, stroomt de mond van over (Luk.6:45). Zij die het woord brengen en nauwelijks over Christus spreken, verraden daarmee waar hun hart niet vol van is. Het hart bepaalt ook de ‘uitingen van het leven’ (Spr.4:23). Veel vrucht is dus alleen mogelijk als Christus onze harten vult. Dit gebeurt doordat zijn woorden in ons ‘blijven’, dus niet vluchtig er kennis van nemen, maar koesteren. Als Christus zó in onze harten woont, en zijn woorden in ons zijn, dan bidden we ‘in de Heilige Geest’, naar zijn gedachten.
Als u in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, bidt alles wat u wilt en het zal u gebeuren. Vs7
Het doel van dit bidden is ‘veel vrucht’. Het is bidden ‘in de Geest’ (Ef.6:18), naar de gedachten van Christus. Deze gedachten zijn altijd tot eer van de Vader. Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt, en u zult mijn discipelen zijn, vs8. Hoe meer Christus in ons gezien wordt, hoe meer de Vader wordt verheerlijkt en wij daadwerkelijk zijn discipelen, zijn getuigen zijn in deze wereld. Het is daarom zeer zorgelijk dat steeds minder onderwijs in de kerken en gemeenten Christus als centrum en doel heeft en het steeds meer en meer over de mens en zijn behoeften gaat.