U, mensenkind, breng het huis van Israël de boodschap van dit huis, zodat zij zich schamen vanwege hun ongerechtigheden, en laten zij het ontwerp meten. Als zij zich dan schamen vanwege alles wat zij gedaan hebben, maak hun [dan] bekend de vorm van het huis, de inrichting ervan, de uitgangen ervan en de ingangen ervan, ja, alle vormen ervan, met alle bijbehorende verordeningen, alle bijbehorende vormen en alle bijbehorende wetten, en schrijf [dat] voor hun ogen op, zodat zij heel de vorm ervan met alle bijbehorende verordeningen in acht nemen en die houden. Ez.43:10-11
In veel kerken en gemeenten vandaag worden allerlei Bijbelse richtlijnen met voeten getreden. Vrouwen worden toegestaan om voorganger te worden, te spreken of oudste te zijn, ondanks 1Tim.2:11-12. In meer behoudende gemeenten mogen zij nog wel hardop bidden, ondanks 1Kor.14:34. Mensen die seksuele relaties met anderen van hetzelfde geslacht beleven of andere ‘genders’ voorstaan worden aan het avondmaal toegelaten, ondanks 1Kor.5:13. Oudsten worden democratisch gekozen, ondanks Hand.20:28. Jonge mannen, vaak met jonge kinderen, worden ‘oudste’ genoemd, ondanks 1Tim.3:4-7. Erkende oudsten kennen de gezonde leer niet, ondanks Tit.1:9. Hierdoor vinden allerlei verkeerde invloeden hun ingang. Samenkomsten worden bepaald door één of twee personen, ondanks 1Kor.14:26. Het avondmaal is niet meer kenmerkend voor de zondagse samenkomst, maar vindt vaak maar eens per maand of minder vaak plaats, ondanks 1Kor.11:19. Steeds vaker vinden Joodse invloeden vaste grond, ondanks Kol.2:16. Christelijke feestdagen krijgen zo’n nadruk dat de hemelse glans van de ‘heerlijkheid van Christus‘, vervaagt.
Hoe is het toch mogelijk dat dit op zo’n grote schaal gebeurt? Het antwoord vinden we in bovenstaand gedeelte uit Ez.43. Daar moet Ezechiël aan het huis van Israël de boodschap brengen dat zij, willen zij de vorm van het huis (de tempel) kennen, zij zich eerst moeten schamen ‘vanwege alles wat zij gedaan hebben’. Israël was afgeweken van de voorschriften die de HEERE had gegeven over zijn huis, de tempel van Salomo. Deze was door ‘hun ongerechtigheden’ verontreinigd. Ze hadden hun eigen inzichten gesteld boven Gods voorschriften. Ze gingen het kwade goed noemen en het goede kwaad, de duisternis voorstellen als licht en het licht als de duisternis, het bitter voorstellen als zoet en het zoet als bitter (Jes.5:20). Hierin ligt een waarschuwing voor ons (Rom.15:4; 1Kor.10:11), die de gemeente van God vormen, de tempel van God, want vandaag gebeurt precies hetzelfde. De christenheid is in een diep verval terechtgekomen, de gemeente heeft gefaald en dat feit dient erkend en beleden te worden.
Weet u niet, dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont? 1Kor.3:16
Men schaamt zich niet voor de enorme puinhoop die er van de christenheid is geworden. Men denkt het zelf allemaal wel beter te doen. De websites van de ‘hippe’ en moderne gemeenten presenteren zichzelf allemaal alsof het bij hen geweldig is en er geen sprake is van het de ernstige afwijking van Gods woord in hun midden. ‘Hier moet je zijn’. Er is geen spoortje van de schaamte. ‘Bij ons is het beter dan bij anderen’. Hoe anders was dit bij een Nehemia en een Daniël. Toen Nehemia hoorde van de desolate staat van Jeruzalem betrok hij zichzelf in de oorzaak ervan.
Laat Uw oor toch opmerkzaam zijn, en Uw ogen open, om te luisteren naar het gebed van Uw dienaar, dat ik heden dag en nacht voor Uw aangezicht bid voor de Israëlieten, Uw dienaren. Ik belijd de zonden van de Israëlieten, die wij tegen U begaan hebben. Ook ik en mijn familie, wij hebben gezondigd. Wij hebben het grondig bij u verdorven. Wij hebben de geboden, de verordeningen en de bepalingen, die U aan Uw dienaar Mozes geboden hebt, niet in acht genomen. Neh.1:6-7
Door over ‘wij’ te spreken in zijn ‘schaamte’ over de staat van Jeruzalem, door de schuld van zijn eigen volk, bewees hij de gedachten van de HEERE te kennen. Hij beleed zijn zonden omdat de eer van de HEERE was aangetast. Ditzelfde zien wij ook bij Daniël als hij hoort dat de zeventig jaar van ballingschap ten einde zijn.
Wij hebben gezondigd, wij hebben onrecht gedaan, wij hebben goddeloos gehandeld, wij zijn in opstand gekomen door af te wijken van Uw geboden en bepalingen. Wij hebben niet geluisterd naar Uw knechten, de profeten, die in Uw Naam spraken tot onze koningen, onze vorsten en onze vaderen, en tot heel de bevolking van het land. Dan.9:5-6
Zowel Nehemia als Daniël worden gebruikt door de HEERE m.b.t. het herstel van zijn huis. Nehemia in zijn tijd en Daniël als profeet over de toekomst. Ook bij Paulus vinden wij deze ‘tranen’, zie Hand.20:31 en werd hij dagelijks overvallen door de zorg voor de gemeenten, 2Kor11:28. Maar waar vinden wij vandaag deze schaamte bij de zogenaamde geestelijke ‘leiders’? Waar vinden wij deze dagelijkse zorg en de ernstige oproep tot bekering van dat wat niet in overeenstemming is met het huis van God? Zijn hun preken niet vaak een ‘aai over de bol?’ God vindt ons ‘kostbaar’ en alles komt goed. Niets over het kruis en niets over het falen van de christenheid.
Ezechiël leert ons echter dat pas na de oprechte schaamte en de schuldbelijdenis God de waarheid zal tonen aan de harten over de heiligheid van zijn huis, de gemeente van God. Als deze schaamte er niet is, maar de trots over wat men heeft, dan zal er ook geen inzicht gegeven worden in wat God vraagt m.b.t. zijn huis. Men is dan, zonder er erg in te hebben, verworden tot Laodicea, waarvan geschreven staat dat zij denkt ‘rijk’ te zijn, terwijl ze in werkelijkheid ‘de ellendige, jammerlijke, arme, blinde en naakte’ is (Op.3:17). De Heer roept dergelijke gemeenten op om ijverig te zijn en zich te bekeren (Op.3:19). Gods huis is heilig en daar horen Gods voorschriften te worden gehandhaafd.
Maar als ik uitblijf, schrijf ik opdat je weet hoe men zich moet gedragen in het huis van God, dat is de gemeente van de levende God, de pilaar en grondslag van de waarheid. 1Tim.3:15
De ‘vorm’ van het huis en de ‘inrichting’ ervan vinden we in het Nieuwe Testament, (zie hier voor meer details) in de praktijk in het boek Handelingen en in voorschriften in de brieven. ‘Alle bijbehorende vormen en alle bijbehorende wetten’ (Ez.43:11) zijn van belang, er zijn geen ‘bijzaken’. Pas als we gaan zien hoe ver we hiervan zijn afgeweken, zal er ware en oprechte schaamte zijn.
Dit is de wet voor het huis; op de top van de berg is heel het gebied ervan helemaal rondom allerheiligst. Zie, dit is de wet van het huis. Ez.43:12
Het is daarom goed om nederig en bewust van eigen zwakheid ons naar buiten toe op te stellen. De gemeenten die door de Heer het meest worden geprezen zijn de gemeente van Smyrna, die te lijden had in ‘verdrukking en armoede’, en de gemeente van Filadelfia, die ‘kleine kracht’ had (Op.2:8-11; 3:7-13). In de ogen van de wereld zwak, niet zoals veel gemeenten zich vandaag presenteren, sterk, vooruitstrevend, maar zonder enige schaamte over het verleden, maar in de ogen van de Heer zij zij juist ‘rijk’ (Op.2:9, terwijl Laodicea zelf denkt rijk te zijn) en het waard ‘liefgehad’ te worden (Op.3:9b). Laten wij ons dan oprecht schamen voor dat wat de christenheid vandaag is geworden en ons zwak en nederig opstellen opdat de Heer ons rijkelijk inzicht geeft in de vorm van het huis, de gemeente van God in deze laatste dagen.