Bestaat er een hel? Is God niet liefde? Hoe kan een liefdevolle God nu mensen voor eeuwig en altijd in de hel werpen? Is dat niet erg oneerlijk van God? Dit zijn vragen die bij veel mensen leven. Recentelijk is er een boek over verschenen, ‘Love Wins’ van Rob Bell. Hij beweert dat de liefde van God ervoor zal zorgen dat uiteindelijk alle mensen worden behouden. In Nederland is de stichting ‘In Perspectief, met Wim Hoogendijk als prominente spreker, één van de vertegenwoordigers van deze leer van de alverzoening (of ‘universalisme’). Laatste verscheen ook een boek van Bart Repko die beweert dat alle mensen behouden worden. Mensen kunnen maar moeilijk accepteren dat er een hel is. Mijn referentie is niet wat ik vind, maar wat Gods Woord zegt. Dat is de enige bron van gezag over dit soort dingen. We hebben niets aan onze eigen menselijke gedachten over dit soort zaken. Gevoelsmatige redeneringen als: ‘Zo liefdevol is de Vader nu’, of ‘God wil dat alle mensen behouden worden en alles gaat gebeuren volgens zijn wil’ snijden geen hout. Het evangelie is niet naar de mens (Gal1:11). Het heeft daarom geen enkele zin onze eigen gedachten los te laten op hoe God handelt of waarom er mensen verloren gaan. Wij moeten ons houden aan wat de Schrift zegt. Daarom wil ik in dit artikel kijken naar wat de Bijbel ons leert over de hel.

Nog even dit: De mensen die beweren dat God alle mensen zal redden, gebruiken natuurlijk ook de Bijbel. Een heel belangrijk principe bij Bijbelstudie is: Wij kunnen alleen de juiste conclusies trekken als we door de Geest geleid worden. Een mens kan heel snel ‘betoverd’ worden door een bepaalde leer, zonder dat hij het in de gaten heeft. Hij kan vol vuur en overtuiging een dwaling verdedigen. Zo is het stokpaardje van Hoogendijk van het eerder genoemde Perspectief, dat als er staat dat ‘alle tong zal belijden dat Jezus Heer is’ (Fil2:10) dit ‘dus’ betekent dat dit belijden ‘van harte’ is. Dit is geestelijke misleiding. Daarom is het van het grootste belang door Gods Geest daarvoor te worden bewaard. Terug naar ons onderwerp.

Jezus sprak regelmatig over de hel:

Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. Mat5:29

En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel. Mat10:28

Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij trekt zee en land rond, om één bekeerling te maken, en wanneer hij het wordt, maakt gij van hem een kind der hel, tweemaal zo erg als gij het zelf zijt. Mat23:15

Slangen, adderengebroed, hoe zult gij ontkomen aan het oordeel der hel? Mat23:33

Ik zal u tonen, wie gij vrezen moet. Vreest Hem, die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen. Voorwaar, Ik zeg u, vreest Hem! Luk12:5

Het valt op dat Jezus nooit tot ongelovige mensen sprak over de hel, maar altijd tegen mensen die Hem volgden of de gelovige Schriftgeleerden en Farizeeën. Als iemand zegt te geloven, maar leeft als een ongelovige, dus eigenlijk een huichelaar is, dan zal God hem/haar in de hel werpen. Dit woord ‘hel’ is de vertaling van twee Griekse woorden: Gehenna en Hades. Het eerste woord is een woord dat werd gebruikt voor de verbrandingsplaatsen in de tijd van Jezus. Het afval werd daar verbrand. (Het komt waarschijnlijk van het dal van Hinnon waar men zelf kinderen verbrandde in afgodendiensten.) Dit woord Gehenna is eigenlijk het enige woord dat juist moet worden vertaald met ‘hel’ (Het woord ‘gehenna’ komt voor in: Mat5:22, 29, 30; 10:28; 18:9; 23:15, 33; Mark9:43, 45, 47; Luk12:5; Jk3:6.) ‘Hades’ (‘het niet geziene‘) heeft meer de betekenis van het dodenrijk. Ieder mens dat sterft komt terecht in het dodenrijk. Zie ook het artikel ‘wat is er na de dood?’

Een gelovige komt bij Jezus in het Paradijs en een ongelovige is op de plaats van de pijn zoals ik ook in dat artikel uitleg. Maar geen enkele dode is nog geweest voor de troon van God. Hun lichamen zijn vergaan of begraven en God gaat alle lichamen weer opwekken voordat men wordt geoordeeld. Vandaag is er dus nog niemand in de hel, want dat gebeurt pas na het oordeel voor de troon van God. Zodra een ongelovige, gestorven ziel voor de troon van God komt, dan zal hij/zij dus eerst een nieuw lichaam moeten ontvangen. Dan komt de persoon voor de troon van God te staan en wordt hij geoordeeld naar zijn/haar werken (Op20:12). Judas 15 spreekt over het oordeel over ‘goddeloze werken’ van ‘goddeloze zondaars’. Wordt men niet teruggevonden in het boek van het leven, dan wordt men geworpen in de poel van het vuur, de hel. Niet in het boek des levens betekent dus dat men het leven niet heeft. Mensen die het leven niet bezitten, komen in de tweede dood, de poel van het vuur (Op20:14). We lezen zes keer (zes is het getal van de mens) over de ‘poel van vuur’ in het boek Openbaring:

En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn ogen gedaan had, waardoor hij hen verleidde, die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbaden; levend werden zij beiden geworpen in de poel des vuurs, die van zwavel brandt. Op19:20

En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden. Op20:10. Dit wordt door alverzoeners weggeredeneerd alsof eeuwigheden ‘perioden’ zou beteken, hetgeen niet klopt. Tot in alle eeuwigheden is een sterke uitdrukking waarmee ‘voor altijd’ wordt bedoeld.

En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. Op20:14

En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs. Op20:15

Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars – hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood. Op21:8 

Buiten zijn de honden, en de tovenaars, en de hoereerders, en de moordenaars, en de afgodendienaars, en een iegelijk, die de leugen liefheeft en doet (Op22:15). 

Deze terminologie heeft Johannes ontleend aan wat er staat geschreven in Jesaja 30:33: Want reeds lang is een brandstapel bereid; ook die is voor de koning gereed gemaakt; Hij heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des HEREN steekt hem in brand als een stroom van zwavel. Er staat geschreven in Gods Woord in Mt25:41 dat deze poel van het vuur ook wordt genoemd ‘het eeuwige vuur’. Er staat dan dat dit eeuwige vuur is bereid voor de duivel en zijn engelen. Dit houdt in dat de hel oorspronkelijk is geschapen voor de duivel en de demonen. Niet voor mensen dus. In vers 46 van dit hoofdstuk staat vervolgens dat dit de ‘eeuwige straf’ is. Een aantal Bijbelleraren probeert vandaag de dag, zoals gezegd, dit ‘eeuwig’ te beperken door te spreken over ‘tijdperken’ (dit vanwege de betekenis van het Griekse aioon), maar dat is volslagen in de lucht geslagen. De Bijbel noemt ‘eeuwig’ als het bedoelt voor ‘altijd’. Het eeuwige leven (dat is Christus, zie 1Joh1:2) zou dan immers ook niet voor altijd zijn.

In Mt13:42 wordt gesproken over ‘de vurige oven’ als het over de hel gaat. ‘Daar zal het geween zijn en het tandengeknars’, volgt er dan. Het ‘vuur’ slaat op oordeel. Men zal voor eeuwig onder het oordeel van God komen te liggen. Men zal wenen en tandenknarsen vanwege de toestand van pijn en woede. In Mat8:12 noemt Jezus deze plaats ‘de buitenste duisternis’ wat aangeeft dat er geen enkel licht zal zijn van de kennis van God. Judas 13 zegt ‘voor hen is de donkerste duisternis voor eeuwig weggelegd.‘ Men moet goed begrijpen dat de Bijbel een bepaalde terminologie gebruikt om geestelijke realiteiten te beschrijven die wij moeilijk kunnen bevatten. ‘Vuur’ en ‘duisternis’ kunnen verstandelijk gezien niet tegelijk bestaan, maar geestelijk gezien wel. Er is een eeuwig oordeel ver weg van de aanwezigheid van God. Het is, wat de Bijbel noemt, de tweede dood. Deze term zegt al genoeg. Het is niet een tijdelijke toestand, maar een eeuwige toestand die ‘dood’ wordt genoemd.

Wie zijn de mensen die dit vreselijke lot zal treffen? Is het zo dat alle mensen die nog nooit van Jezus hebben gehoord verloren gaan? Dat denk ik niet. We lazen in Op21:8: Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars…Het Woord van God, de Bijbel leert over de gehele linie dat die mensen die weten van God en toch bewust liever de ongerechtigheid doen, verloren zullen gaan. Dit noemt de Bijbel de ‘goddelozen’. Men gaat dus naar de hel als men bewust het licht afwijst en de duisternis kiest. Paulus schrijft hierover in 2Tess1:7-9:

en aan u, die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte,

Hier wordt weer bevestigd dat het een eeuwige straf is. Hij heeft het over hen die God niet kennen en hen die het evangelie van Jezus ongehoorzaam zijn. Dat laatste is duidelijk, want als een mens de genade die in Christus is afwijst, gaat hij voor eeuwig verloren (zie ook Jh3:16). Maar wat moeten we nu met ‘hen die God niet kennen?’ Gaan mensen ook naar de hel als ze als Moslim of Hindoe zijn geboren? Nu is het overduidelijk dat de Bijbel leert dat alle mensen hebben gezondigd en de heerlijkheid van God missen (Rom3:23). Als een mens Jezus aanneemt als zijn/haar Verlosser, is men gered. Toch is het niet zo dat als men nooit van Jezus heeft gehoord, dat men dan ‘automatisch’ verloren gaat. Dit denken wel veel christenen, maar dit is niet wat Gods woord ons leert. Paulus leert ons in de Romeinenbrief dat God aan alle mensen een openbaring heeft gegeven in de schepping.

Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart. Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, Rom1:20-22

Een mens is dus niet te verontschuldigen. Hij weet, diep in zijn geweten, dat er een Schepper moet zijn. Dat geweten is trouwens ook gegeven door God. Ieder mens dat door zijn geweten wordt aangespoord om de waarheid te zoeken (onder invloed van de Heilige Geest) zal door de Here God niet worden veroordeeld.

Maar in uw weerbarstigheid en onboetvaardigheid van hart hoopt gij u toorn op tegen de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods, die ieder vergelden zal naar zijn werken: hun, die, in het goeddoen volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven; maar hun, die zichzelf zoeken, de waarheid ongehoorzaam en der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, wacht toorn en gramschap. Rom2:5-8

Ieder mens die ondanks het getuigenis van de schepping en zijn geweten, toch volhardt in onrecht, zal verloren gaan. Alleen God weet wat er diep in het hart van de mens is. Wat het antwoord van de mens is op Gods openbaring in de schepping of in het geweten, dat weet God alleen. Als het evangelie van Christus wordt gepredikt dan weet God precies hoe een mens tegenover zijn Zoon staat. Iedere oprechte zoeker naar de waarheid zal gered worden. Iedere verstokte boosdoener zal verloren gaan.

Want zie, de Here zal komen als vuur en zijn wagens zullen zijn als een storm, om zijn toorn te openbaren in gloed en zijn dreiging in vuurvlammen. Te vuur en te zwaard zal de Here gericht oefenen over al wat leeft, en de door de Here verslagenen zullen talrijk zijn. Zij, die zich heiligen en reinigen, om achter de ene man in het midden naar de hoven te gaan, die zwijnevlees eten, gruwelijke beesten en muizen, zullen tezamen verdwijnen, luidt het woord des Heren. Jesaja 66:15-17

Ik vond een mooie uitspraak van wijlen Jaap Fijnvandraat, een Bijbelleraar: Het is trouwens opmerkelijk dat de christelijke Kerk in meerderheid de alverzoeningsleer heeft afgewezen, zelfs wanneer die het vurigst en bekwaamst verdedigd werd. Daarin zien we de bewarende leiding van Gods Geest, die in de Gemeente het besef van Gods heiligheid en gerechtigheid volgens de klare uitspraken van zijn Woord levend hield. Steeds bleef de Gemeente (in haar grote geheel) er zich van bewust dat Gods heiligheid nooit tegen zijn liefde uitgespeeld mag worden; dat geen gevoelens of redeneringen ooit mogen ingaan tegen Gods eigen uitspraken. De Gemeente heeft beseft dat de alverzoeningsleer het enorme gevaar van onbekommerdheid ten aanzien van de eeuwigheid in zich bergt, waardoor de ernst van het evangelie ondergraven wordt. www.jaapfijnvandraat.nl

Deze dwaalleer zorgt voor een soort valse berusting: ‘Het komt allemaal wel goed’ en baseert zich op een eenzijdige visie op de liefde van God. God is ook heilig in zijn liefde! Mijns inziens spreekt de Bijbel overduidelijk over het eeuwige van de hel, over het ‘verloren’ gaan van mensen. Onderstaande opsomming is ook van Jaap Fijnvandraat, wiens inzicht in de Bijbel mij erg heeft geholpen:

De Heer Jezus zegt, dat de lastering van de Geest de mensen niet vergeven zal worden (Mt12:31,32) -ik laat daarbij in het midden wat die lastering inhoudt, want dat is hier het punt niet- Nee, zeggen de alverzoeners, na de loutering van de hel zullen ook die lasteraars de hemel binnengaan. Met andere woorden: ze zullen toch nog vergeving ontvangen.

De Heer Jezus zegt van Judas, dat het beter was geweest als hij niet geboren was (Mt26:24). Nee, zeggen de alverzoeners, ook Judas zal eenmaal de heerlijkheid beërven. Met andere woorden: ook voor Judas is het goed, dat hij geboren is en bestaan heeft.

De Heer Jezus zegt: wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien (Jh5:36). Nee, zeggen de alverzoeners, ze zullen het leven wel zien, alleen een beetje later dan de gelovigen.

De Heer Jezus zegt, dat God de wereld zo lief gehad heeft, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Nee, zeggen de alverzoeners, je kunt als ongelovige sterven en toch het eeuwig leven ontvangen.

De Schrift zegt dat het einde van de vijanden van het kruis van Christus het verderf is (Fil3:18). Nee, zeggen de alverzoeners, hun eind is de zaligheid.

De Heer Jezus zegt, dat de onrechtvaardigen zullen gaan in de eeuwige pijn, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. Nee, zeggen de alverzoeners, de onrechtvaardigen gaan evengoed in het eeuwige leven. 

Wij mensen vinden het misschien onrechtvaardig dat mensen voor eeuwig gestraft worden voor iets dat ze in een tijdelijk bestaan gedaan hebben, maar hier spreekt Gods gerechtigheid en niet onze gedachten over wat eerlijk en rechtvaardig is. Een mens die niet wil leven in het licht, zal dat ook niet hoeven. Zorgt u er voor dat u de waarheid vindt en doet. Omarm God in Christus, bekeer u van uw zonden en u zult worden gered.

Stel uw vertrouwen op de Here Jezus Christus en u zult worden gered. Hand16:31

Zie ook de artikelen ‘Wat is er na de dood?‘ en ‘De dag des Heren: wat is dat?’