Er is in onze hedendaagse evangelische wereld veel aan ‘leringen van mensen (Kol2:22)’. Eén van de meest hardnekkige van de laatste tijd is: ‘De gelovige is geroepen om te doen wat Jezus deed’. Men leert dat iedere gelovige de tekenen en wonderen die Jezus deed ook behoort te doen. Iedere keer schuift de charismatische beweging weer iemand naar voren die, net als alle vorige, weer dezelfde stokpaardjes berijdt (zie hier). Tegenwoordig is dit Tom de Wal die beweert dat ‘God altijd geneest’ en dat iedereen die het daar niet mee eens is een ‘farizeeër’ is. Het meest droevige voorbeeld van waar men dan uiteindelijk terecht kan komen las ik van een evangelist die twee, door hun vader vermoorde broertjes (een zaak die in mei 2013 veel media-aandacht kreeg), uit de dood wil opwekken om zo tot een getuigenis van Nederland te zijn. Hij wenste hiervoor in contact te komen met de (rouwende) moeder. Nu is dit niet alleen een schrijnend voorbeeld van tactloosheid, het is ook een bewijs van zeer eenzijdig omgaan met de Bijbel. Jezus zei tegen zijn apostelen in Mt10:8 ‘wek doden op’. Dit is volgens deze evangelist nog steeds onze opdracht. Nu heeft iedere afwijking van de waarheid altijd goede elementen. Het is juist de kleine afwijking die ervoor zorgt dat men uiteindelijk helemaal is afgedwaald van het doel.
Ongeestelijke mensen verlangen naar een ‘ding’ dat hen zegen brengt; een leer, een gebeurtenis, een opwekking etc. Geestelijke mensen verlangen naar Christus Zelf. Dat wil uiteraard niet zeggen dat God niet krachtig onze gebeden kan verhoren en ons ‘dingen’ wil geven, maar deze zijn altijd tot groei in Christus.
De leer dat wij moeten doen wat Jezus deed is het verlangen naar uiterlijkheden, zegeningen die kortstondige opwinding veroorzaken, maar het is niet Bijbels.
Men heeft een belangrijke pijler in Jh14:12:
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader;
Hier zegt Jezus dat wie in Hem gelooft de werken zal doen die Hij deed, ja, zelfs grotere dan deze. Het is verbazingwekkend hoe vaak ik deze tekst heb horen aanhalen en vaak ook verkeerd heb horen aanhalen, zo van: ‘Er staat in de Bijbel dat wij grotere dingen dan Jezus gaan doen.’ Vaak wordt hierbij Mark16:17,18 betrokken.
Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden.
Lees ook vers 20 erbij, waar staat dat ‘de Heer meewerkte en het woord bevestigde door de tekenen die daarop volgden.’ Het gaat dus over de tekenen die predikers van het evangelie volgen.
Terug naar Jh14:12. Dit is een lastige tekst. Zegt Jezus hier nu wel of niet dat gelovigen grotere wonderen en tekenen zullen doen dan Hij heeft gedaan? Kunnen we op grond van deze tekst zieken gaan genezen, broden gaan vermenigvuldigen, stormen gaan stillen en zelfs doden gaan opwekken?
Het gaat in dit gedeelte om de vraag van Filippus die aan Jezus vraagt hen de Vader te tonen. Jezus is hier in de bovenzaal en openbaart waarheden die alleen gelden voor de ware discipelen van Jezus. Zij worden in deze hoofdstukken van Johannes (14 t/m 17) gezien als één met Christus en verbonden met de Vader zoals Hij dat als Mens was. Ik denk dat we zelfs rustig kunnen zeggen dat ze hier gezien worden als een groep mensen die Paulus later zou aanduiden als ‘de gemeente’ of ‘het lichaam van Christus’. Daarom heeft het evangelie van Johannes een andere, veel diepere invalshoek dan de overige drie. Er ligt hier in de verhouding tussen Christus en de discipelen een diepere laag. Hij wil hen verbinden met Hemzelf en met de Vader zoals Hij verbonden was met Hem. Als Jezus dan over de Vader begint, dan begrijpt Filiuppus het niet helemaal. Hij was nieuwsgierig geworden omdat Jezus in vers 7 had gezegd:
‘Als je Mij had gekend, had je ook de Vader gekend, vanaf nu kennen jullie Hem en hebben jullie Hem gezien.’
Het hele punt van Jezus is dat Hij hen de Vader had geopenbaard omdat Hij en de Vader één zijn. Dus wie Jezus kende, kende de Vader ook. Dit begreep Filippus kennelijk niet en daarom stelde hij deze vraag. Jezus antwoordt dan in vers 9:
‘Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader?’
Dit is een eenvoudig antwoord voor wie het zien wil: Jezus kennen is de Vader kennen. De ware volgeling van Jezus ontvangt dezelfde zegen als Jezus: een intieme band met de Vader door de inwoning van de Heilige Geest. Tegelijk komt hij in dezelfde situatie als Jezus te staan: Zoals Hij werd uitgezonden door de Vader in de hemel, zo wordt de gelovige uitgezonden als getuige van de verheerlijkte Heer in de hemel. Let op het ‘want’: Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader. Dus de geloofsrelatie zorgt voor het doen van werken zoals Jezus dit deed uit geloofsrelatie met zijn Vader.
Jezus zegt, in de verzen 10 en 11 iets merkwaardigs wat ook belangrijk is voor onze tekst uit vers 12:
De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken. Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is: of anders, gelooft om de werken zelf.
Je zou verwachten dat Jezus zou zeggen: ‘De woorden die Ik tot u spreek zeg Ik uit Mezelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, spreekt ze uit’. Hij zegt echter: ‘de Vader, die in Mij blijft doet zijn werken’. Wat betekent dit? Het woord ‘werken ( Gr. erion)’ komt 27 keer voor in het evangelie van Johannes. Het wordt gebruikt in 3:20,21 en 7:7 om de boze werken van de ongelovigen aan te duiden, in 4:34, 5:36, 10:25,37,38; 15:24 en 17:4 om aan te geven wat Jezus kwam doen: het werk of de werken van zijn Vader te volbrengen. In mijn overtuiging spreekt dit woord daarom niet alleen over wonderen en tekenen. Het kan er wel degelijk op slaan, maar niet alleen maar. De discipelen hadden, toen Jezus deze woorden uitsprak, al veel wonderen en tekenen verricht! Let op dat Jezus daarover sprekende het heeft over één werk in 7:21. Het woord ‘werken’ slaat op wie Jezus was in zijn hele doen en laten als het ging om zijn getuigenis van de Vader. Het is zoals het antwoord dat Hij zelf geeft op de vraag van de Joden: ‘Wie bent U (Jh8:25)’?: ‘Geheel wat ik tot u spreek (Telosvertaling)’. Zijn woorden waren de uitdrukking van wie Hij was en van wie de Vader was. Wat Hij zei was Hij. Wat Hij zei was wie de Vader was. Het Woord werd vlees (Jh1:14) sprak over de Vader en deed wat het Woord doet: de werken van de Vader. De werken die de Vader door Hem deed, waren werken van diepere betekenis. Ze brachten mensen in relatie met de Vader en ze brachten het ware, boze hart aan het licht van zijn tegenstanders:
Indien Ik niet de werken onder hen gedaan had, die niemand anders gedaan heeft, zouden zij geen zonde hebben; maar nu hebben zij, hoewel zij ze gezien hebben, toch Mij en mijn Vader gehaat. Jh15:24
Hier refereert Jezus aan de werken die Hij voor de ogen van de Farizeeërs en Schriftgeleerden had gedaan. Dit waren wel degelijk werken die niemand anders ooit gedaan had! Ik vermoed dat dit de dingen zijn zoals hij deed met de veroordeelde vrouw in Jh8.
In het evangelie van Mattheüs zijn de wonderen het teken dat Jezus de Messias van God is, vandaar de nadruk op wonderen en tekenen. In het evangelie van Johannes zijn de werken het geheel van wie Jezus is en van wat Hij doet om te laten zien wie de Vader is. Daarom zegt Jezus: ‘Geloof om de werken zelf (Jh14:11)’. Als Jezus in aansluiting hierop zegt dat degenen die in Hem geloven grotere werken zullen doen dan de werken die Jezus heeft gedaan, moeten we proberen te begrijpen wat dit, in de context van het voorgaande, te betekenen heeft. Hij geeft eerst de reden aan waarom de gelovige grotere werken zal doen: ‘want Ik ga tot de Vader (vs12).’ Dit houdt in dat omdat Jezus verheerlijkt is aan de rechterhand van God en op de troon van de Vader zit (Op3:21), Hij bij machte is alle gelovigen op aarde te sterken en bij te staan door de Heilige Geest. Zij gaan uit in de wereld en doen grotere werken dan dat Hij in zijn eentje kon doen doordat zij over de hele aarde mensen tot Hem brengen. Dit zien we al in het boek Handelingen vervuld worden. Duizenden mensen worden daar toegevoegd aan de ‘kleine kudde’. Jezus zet sinds zijn hemelvaart zijn werk voort, door middel van de gelovigen. Zij handelen in zijn Naam en brengen mensen vanuit het koninkrijk van de duisternis in het koninkrijk van de Zoon van de liefde van de Vader (Ko1:13). Dit is het grootste wonder dat er is; zondaren brengen tot de Zoon in de hemel en zo tot de Vader, iets dat in de tijd van Jezus nog niet mogelijk was, want ‘de Geest was er nog niet omdat Jezus nog niet verheerlijkt was’, Joh7:39.
‘En wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen’. Joh14:13,14
De discipel van Jezus is net zo één met Christus als Deze dat was met zijn Vader. Zijn werken verheerlijkten de Vader, onze werken verheerlijken Christus en de Vader. Het gaat dus weer om de verheerlijking van de Vader door middel van werken die we mogen doen in de naam van Jezus. De grotere werken worden ook nog genoemd in Jh5:20,21:
Want de Vader heeft de Zoon lief en toont Hem al wat Hij zelf doet, en Hij zal Hem grotere werken tonen dan deze, opdat gij u verwondert. Want gelijk de Vader de doden opwekt en doet leven, zo doet ook de Zoon leven, wie Hij wil.
Deze woorden sprak Jezus nadat Hij een verlamde had genezen. Dit was een onderdeel van het ‘werken’ van de Vader (5:17). De Vader en dus ook Christus ‘werkte’ d.w.z. hielden Zich bezig met het redden van verlorenen, het weer levend maken van ‘doden’. Jezus spreekt dan over ‘grotere werken’, doelend op het eeuwige leven schenken aan ongelovigen, tegenover het fysieke genezen van een mens in vers 21:
‘Want gelijk de Vader de doden opwekt en doet leven, zo doet ook de Zoon leven, wie Hij wil’.
Let op Joh6:28,29:
Zij zeiden dan tot Hem: Wat moeten wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken? Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft.
Iedere gelovige zet dit werk voort en doordat Jezus in de hemel is en hem sterkt door de kracht van de Heilige Geest, is deze in staat ‘grotere werken’ te doen, dat is meer mensen te bereiken met het evangelie van redding, zodat zij gaan leven, dat is, een relatie krijgen met de Vader en met de Zoon (Joh17:3). Dit is tot verheerlijking van de Vader:
Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage (Jh6:40).
Christus Zelf werkt dus door middel van Zijn Geest, in de gemeente op aarde. Hij is het die geneest, herstelt, predikt, troost etc. Wij zijn slechts de instrumenten. Wij zijn het lichaam dat Hij, het Hoofd, gebruikt om in deze wereld zijn werk voort te zetten. ‘Handelingen van de apostelen’ zou ook kunnen heten ‘Handelingen van de Heilige Geest’ of nog beter: ‘Handelingen van de verhoogde Heer’.
‘Grotere werken’ doen betekent dus niet dat iedere individuele gelovige meer zal gaan ‘presteren’ dan Jezus op het gebied van wonderen. Het is in de geschiedenis niet voorgekomen dat, bij één enkel persoon, meer wonderen en tekenen gebeurden, dan in het leven van Christus, die zoveel tekenen heeft verricht dat, volgens Johannes, de hele wereld nog niet eens de boeken zou kunnen bevatten die deze zouden kunnen beschrijven (Jh21:25). Jezus genas massa’s zieken, blinden, verlamden etc. Hij wekte doden op, bestrafte de wind en de zee, vermenigvuldigde voedsel, liep op de zee etc. Geen gelovige kan beweren dat hij meer in zijn leven heeft gedaan aan wonderen dan Jezus. Er zijn absoluut bijzondere dingen gebeurd tijdens opwekkingen en op zendingsvelden, zeker. Er zijn velen genezen en vele krachten gedaan, maar om te zeggen dat Jh14:12 op wonderwerken van iedere gelovige zou kunnen slaan, vind ik een verkeerd gebruik van dit vers. Het gaat hier m.i. over het totale werk van de gemeente van God, vanaf het moment dat Jezus verhoogd is tot aan zijn wederkomst. Zij zijn het ‘orgaan’ dat God gebruikt om mensen tot eeuwige redding te roepen.
Dit alles wil niet zeggen dat God niet de kracht kan geven aan sommige gelovigen om dingen te doen die Jezus ook deed, zoals zieken genezen, demonen uitdrijven etc. God is almachtig en vrij om te doen hoe Hij het wil! Het kan voorkomen, maar leren dat iedere gelovige dit zou mogen verwachten is niet waar. Het bewijst dat men oppervlakkig leest. Het bewijst ook dat men de diepere zegen niet kent, maar tevreden is met het oppervlakkige.
Zie verder het artikel over de gaven van de Geest voor meer hierover.