De Bijbel heeft als overkoepelend thema de heerlijkheid van Christus. Alles draait om Hem. De Heilige Geest, die de Schrift heeft geïnspireerd (2Tim3:16), heeft als doel de Heer Jezus in het middelpunt te plaatsen (Joh16:14). Daarom heeft mijn bediening en deze website ditzelfde doel. De Vader heeft de Zoon immers lief (Joh3:35; 5:20; 10:17; 15:9; 17:23,24,26, een zevenvoudig getuigenis!) en daarom getuigt de Schrift van Hem opdat wij Hem liefhebben en zijn geboden onderhouden (Joh14:21). Het evangelie is ‘aangaande zijn Zoon’ (Rom1:3), het koninkrijk vandaag is dat van ‘de Zoon van zijn liefde’ (Kol1:13) en de gemeente is ‘de volheid van Hem die alles in allen vervult’ (Ef1:23). Het geestelijke leven van een christen en dat van een plaatselijke gemeente zou daarom ook volkomen om de Heer Jezus moeten draaien. We worden door God opgeroepen om:
- Op te groeien in de genade en kennis van Hem opdat Hij in ons zichtbaar wordt (2Pet3:18; Rom13:14)
- God de Vader in en door Hem te aanbidden (Joh4:24; Ef5:19-20) Heb13:15)
- De leer over Hem te bewaren en te bewaken (2Joh:9-10; Jud:3)
- Hem te verkondigen (Hand8:35; Gal1:16; Kol1:28)
Omdat deze zaken over de Heer Jezus de kern van het christendom vormen, zijn ze het specifieke doel van de vijand, de duivel. Hij is altijd bezig mensen de gemeenten binnen te loodsen die leugens verkondigen over de Heer en zijn werk op het kruis Deze leugens zijn niet altijd extreem. Zo beweren zij op subtiele wijze o.a. dat de Heer Jezus niet God is, dat Hij wel degelijk kon zondigen of dat Hij niet lichamelijk is opgestaan uit de dood. Het is van het grootste belang dat christenen daarom geestelijke kennis ontwikkelen over de Persoon en het werk van de Heer.
Deze website en dus ook dit artikel hoopt bij te dragen aan het beter leren kennen van de Heer Jezus en zijn heerlijkheid te bewonderen vanuit de Bijbel. Al eerder schreef ik over dit kostbare en hoogverheven thema. Zodra wij pogingen ondernemen om over deze dingen te schrijven of te spreken is het nodig te beseffen dat we ‘heilige grond’ betreden. Hierin moeten we ons eigen, natuurlijke intellect wantrouwen dat zo snel vervalt in technische begrippen en systemen, waardoor we uit de sfeer worden getrokken van de levende kracht van de kennis van ‘verlichte ogen van het hart’ over zijn Persoon (Ef1:18). Het menselijke verstand schiet schromelijk tekort om ook maar iets van deze dingen te begrijpen. We zijn hierin volkomen afhankelijk van de Heilige Geest. Laten we in die gezindheid onze aandacht richten op een bijzonder aspect van zijn heerlijkheid en dat is zijn eeuwige Zoonschap. Hiermee bedoel ik dat de Heer Jezus van eeuwigheid af als God de Zoon is.
Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon die in de schoot van de Vader is, die heeft Hem verklaard. Joh1:18
De Heer Jezus wordt ‘Gods Zoon’ genoemd als zijnde geboren uit de Heilige Geest, uit de maagd Maria (Luk1:35). Dit duidt op zijn volmaakte mens-zijn, maar het blijft zijn oorspronkelijke naam, die voor deze nieuwe situatie nog eens bevestigd wordt. Hij ‘werd’ niet Gods Zoon, Hij was het van eeuwigheid af. Lukas schrijft: hoewel volmaakt mens is Hij toch Gods Zoon. Johannes schrijft: hoewel de eeuwige Zoon, is Hij vlees geworden. Het evangelie van Johannes toont ons namelijk dat de Heer Jezus veel meer is dan een volmaakt mens. Hij ‘was bij God’ van eeuwigheid af, zonder begin (Joh1:1). Johannes beschrijft dat Hij ‘in de schoot van de Vader is’ (niet: ‘was’), in de ononderbroken gemeenschap met de Vader. ‘De Vader kent Mij en Ik ken de Vader’ (Joh10:15). Dit spreekt niet over zijn ‘kennen’ van de Vader dat Hij geleerd zou hebben als mens maar als de Zoon die bij de Vader was vanaf het begin. ‘
Het woord was God’ (Joh1:1) en we lezen op andere Schriftplaatsen dat dit betekent dat hiermee God, de eeuwige Zoon wordt bedoeld. ‘Ik en de Vader zijn één’ (Joh10:30). Beiden, de Vader en de Zoon staan in een eeuwige betrekking tot elkaar en zijn daarin ‘Vader’ en ‘Zoon’. Dit zijn zoals gezegd hun namen die deze eeuwige betrekking aanduiden. Zonder ‘Vader’ is er geen ‘Zoon’. Zonder deze eeuwige betrekking is God geen liefde, want voordat er een wereld was zou er immers niemand zijn om lief te hebben. De Heer zegt in Joh17:24 ‘Vader, wat U Mij hebt gegeven – Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, opdat zij mijn heerlijkheid aanschouwen die U Mij hebt gegeven, omdat U Mij hebt liefgehad voor de grondlegging van de wereld’. Hierin zien we dat de Vader de Zoon heeft liefgehad, voordat er een schepping was. Vandaar ook:
…de Heer Jezus Christus, de Zoon van de Vader. 2Joh:3
God is van eeuwigheid liefde omdat er de Zoon was om lief te hebben. ‘Een liefde die zich niet uit, een slapende liefde, een loutere abstractie, heeft niets te maken met de liefde van God’ (W.J. Hocking). Niemand kon de liefde van de Vader openbaren dan Hij die in diens schoot is van eeuwigheid af en de liefde van de Vader genoot. Hij is de Zoon van eeuwigheid af zoals de Vader ook de Vader van eeuwigheid af is. In Joh16:28 zegt de Heer: ‘Ik ben van de Vader uitgegaan en ben in de wereld gekomen’. Toen de Heer geboren werd, ‘vlees’ werd (Joh1:14), de Zoon, gezonden door God (Hij was er dus al), geboren uit een vrouw (Gal4:4), is Hij tegelijkertijd zelfstandig van de Vader uitgegaan. Dit betekent dat voor de vleeswording van de Heer Hij als de Zoon er als was en dat er al een gemeenschap was tussen goddelijke personen. Hij die van God was uitgegaan (Joh8:42) heeft Hem verheerlijkt (Joh13:31), de Vader bekend gemaakt (Joh17:26) en God is in Hem de wereld met zichzelf verzoenend (2Kor5:19).
De discipelen geloofden dat Hij in deze hoedanigheid de Zoon van God is (Mat16:16: ‘De Zoon van de levende God’) en erkenden dat Hij van de Vader was uitgegaan en was gezonden door de Vader (Joh17:8). ‘Een Zoon is ons gegeven’ (Jes9:5). Niet alleen ging de Zoon uit van de Vader, die Hem gezonden had, maar ook de Geest ging uit van de Vader, en werd gezonden door de Vader en de Zoon (Joh15:26; 14:26). Mat28:19 spreekt dan ook over de ‘naam’ (enkelvoud) van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Eén God, bestaande uit drie onderscheiden, maar niet gescheiden Personen.
Waar de Zoon uitging, handelde Hij in zijn eigen persoonlijke rechten en naar zijn eigen wil. Waar Hij gezonden werd, kwam de Zoon in de wereld als de erkende afgezant van God. ‘De Vader heeft de Zoon gezonden als Heiland van de wereld’ (1Joh4:14). De Zoon was er al vóór Hij gezonden werd; de Heiland van de wereld zou Hij worden toen Hij gezonden werd. Nadat Israël en de wereld Hem verwierpen, openbaarde Hij aan zijn discipelen dat Hij van de Vader was uitgegaan en dat Deze hen liefhad (Joh16:27-28). Onze hoogste vreugde is niet dat wij de voorwerpen zijn van Goddelijke liefde, hoewel we nooit de liefde moeten vergeten die ons maakte tot kinderen van God, maar is in de God die liefde is (1Joh4:7,8). Deze liefde leren wij kennen in de Zoon die zijn leven gaf op het kruis.
Deze kennis van de Zoon en de Vader was de grondslag van de waarheid, die de Heilige Geest bij zijn komst voor hen en in hen, zou bevestigen en ontwikkelen, in de tijd dat de Heer afwezig zou zijn.
Maar wanneer Hij is gekomen, de Geest van de waarheid, zal Hij u in de hele waarheid leiden; want Hij zal vanuit Zichzelf niet spreken, maar alles wat Hij zal horen, zal Hij spreken en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal uit het mijne nemen en het u verkondigen. Joh16:13-14
Paulus openbaart vervolgens dat als de God van onze Heer Jezus Hij ons in Hem heeft uitverkoren van voor de grondlegging van de wereld en dat Hij als Vader ons in Hem tevoren tot het ‘zoonschap’ voor Zichzelf heeft bestemd (Ef1:4-5). We zijn gezegend door, in en met Hem, die de Zoon is van de liefde van de Vader. De Zoon bracht iets totaal nieuws: een volheid van hemelse zegeningen, gegrond op zijn eigen Persoon, los van aardse bedieningen als Koning, Priester en Profeet. De Vader geeft ons als gemeente aan de Zoon, de Zoon heeft de wil van de Vader hierin gehoorzaamd en volbracht. Het is daarom ook, dat het werk van de bediening tot doel heeft dat wij allen komen tot de kennis van de Zoon van God (Ef4:13).
Ieder die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet; wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader. 1Joh2:23
Wie dit eeuwige Zoonschap ontkent is antichristelijk in zijn werking. Laatst nog werd ik gemaild door iemand die op zijn eigen website stelling ontkent dat Jezus Christus God de eeuwige Zoon is. Met grote ijver ontkracht hij iedere Bijbeltekst die hierover spreekt, tot zijn eigen oordeel. Onder andere een reden om dit artikel te schrijven, want de Vader wordt onteerd als we laatdunkend over de Zoon spreken. Laten wij daarom deze kostbare waarheden bewaren en bewaken, en ervoor zorgen dat de Heer Jezus in alles het middelpunt blijft. ‘Maar Christus is alles en in allen’ (Kol3:11).
Deze dwaling heeft enorme gevolgen. In dit artikel toon ik aan dat wie de Zoon ontkent, nooit de liefde van de Vader kan begrijpen,
Onttrek u dus aan iedere leraar, schrijver of spreker die bestrijdt dat Jezus Christus eeuwig God is!
Geliefden, gelooft niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn, want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. Hieraan kent u de Geest van God: iedere geest die Jezus Christus als in het vlees gekomen belijdt, is uit God; en iedere geest die niet Jezus als in het vlees gekomen belijdt, is niet uit God; en dit is de geest van de antichrist, waarvan u gehoord hebt dat hij komt, en hij is nu al in de wereld. 1Joh4:1-3