Van de Bijbellezing die ik op 27 juni 2024 heb gehouden in Oost Souburg is door broeder Hugo Bouter het onderstaande transcript uitgeschreven, waarvoor dank.

Inleiding

Goedenavond, goed dat u bent gekomen. Een bijzondere plek is het hier. We hebben hier nu zelfs drie coupletten gezongen van een jubellied. Dat hebben wij zo niet in Harderwijk. Nee, ik kende maar twee coupletten van dit lied, het derde couplet heb ik nooit eerder gezongen; dus dat was een verrijking.

Mijn naam is Dirk-Jan Jansen. Ik denk dat iedereen mij al eerder heeft gezien of gehoord. Wij, dat is Ilona, mijn vrouw en ik komen uit Harderwijk en we hebben de grote reis weer ondernomen – naar het mooiste deel van Nederland natuurlijk – om hier vanavond bij u te zijn en het Woord van God te openen. Het is mijn grote verlangen dat wij ook hier in dit deel van het land met broeders en zusters samen zijn, die onze Heere Jezus liefhebben en Hem willen vertegenwoordigen hier op aarde. Vanavond gaan we nadenken over de nieuwe levenswandel in Hem. Laten we met elkaar lezen uit Efeziërs 4, een bekend gedeelte voor velen, en toch altijd weer nieuw en rijk. Ik lees uit de Telos-vertaling, hoofdstuk 4 vanaf vers 17 tot en met vers 32. Tot zover de lezing uit Gods Woord.

Ja, vanavond komt het wel erop aan, want gaan we nadenken over de praktijk van het christenleven. De praktijk van het leven met de Heere Jezus. Ik hoop dat u de Heere Jezus kent als uw Verlosser en Heiland, als uw Heer, als uw leven. Het is dan ook Gods wil dat u Hem gaat vertegenwoordigen hier beneden, dat u op Hem gaat lijken en gaat schijnen als lichten in de wereld. Zodat u iemand wordt in wie Hij zichtbaar en herkenbaar wordt. Een andere plaats in de Bijbel zegt dat Hij gestalte mag krijgen in ons (Gal. 4:19). Dat is een bijzondere verantwoordelijkheid, sterker nog, het is de hoogste en grootste eer, die iemand kan krijgen van God de Vader. Geroepen om Zijn Zoon, de Heere Jezus, Zijn Geliefde, te vertegenwoordigen hier op aarde. Is dat ook uw verlangen?

Dan zijn we vanavond wel bij het goede gedeelte aangekomen. Want welk effect hebben de afgelopen avonden nu eigenlijk op u gehad? Anders gezegd, welke uitwerking heeft de leer, de waarheid van God nu echt op mijn leven? We kunnen natuurlijk prachtige voordrachten houden over de raad van God, over de betekenis van het kruis van de Heere Jezus, maar wat is uiteindelijk in ons leven het resultaat hiervan? Gelukkig hebben we in de eerste drie hoofdstukken kunnen nadenken over de genade, waarover we zojuist gezongen hebben, die openbaar geworden is in de Heere Jezus. Want waar het hart vol van is, daar stroomt de mond van over. Maar dan volgen ook onze voeten, om het zo maar eens te zeggen! Als de Heere Jezus Zelf het centrum is van uw liefde, uw hart, uw verlangens, dan zullen uw voeten ook die kant opgaan en Zijn voorbeeld volgen.

Nu schrijft Paulus in 1 Korinthiërs 8:1 dat de kennis opblaast, maar dat de liefde opbouwt. We kunnen niet volstaan met verstandelijke kennis, kennis van de waarheid. Als we het leven ingaan, moeten we iets tentoonspreiden van het effect van de kennis van de leer op ons leven. Alleen maar praten over de grote dingen van de Heere God, zonder dat het een uitwerking heeft, dat is eigenlijk het doel van de tegenstander van God, de satan. Hij wil dat onze wandel niet overeenstemt met onze belijdenis. Jakobus zegt: ‘Laten niet velen leraars worden, mijn broeders, daar u weet dat wij een des te strenger oordeel zullen ontvangen’ (Jak. 3:1). Dus hoe meer we weten over de Bijbel en over de Heere Jezus Christus, hoe groter de verantwoordelijkheid is om werkelijk zo te wandelen als Hij gewandeld heeft.

Gods plan

Laten we eerst nog even iets van de leer bekijken, en dan dit deel van hoofdstuk 4 stap voor stap doornemen. De Efeziërs waren mensen aan wie Paulus de hele raad van God had verkondigd, dat kunnen we lezen in Handelingen 20:27. En als u even met mij meegaat naar hoofdstuk 1, dan kijken we nog even naar die waarheid van de raad van God. Wat houdt dat in? Dat betekent dat God in Zijn hart voordat de tijd begon, een bepaald verlangen heeft gehad en dat verlangen heeft speciaal te maken met Zijn geliefde Zoon.

Er staat in Efeziërs 1:4 dat Hij ons in Hem, in de Heere Jezus, heeft uitverkoren vóór de grondlegging van de wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Hem in de liefde. Dat is toch wel een bijzonder doel, vindt u niet? Dat is de raad van God dat Hij vóór de schepping het verlangen heeft opgevat in Zijn Zoon dat er een gezelschap van mensen zouden zijn, die zouden worden voorbestemd tot het zoonschap voor Hemzelf. En wij behoren hierbij door genade! Die mensen zouden precies gaan lijken op de Heere Jezus, de volmaakte Mens – even heilig en onberispelijk vóór Hem in de liefde.

In vers 5 staat vervolgens: “(…) terwijl Hij ons tevoren door Jezus Christus tot het zoonschap voor Zichzelf bestemd heeft, naar het welbehagen van Zijn wil”. Dat is mooi, nietwaar? Het gaat om Hemzelf, en het is allemaal naar het welbehagen van Zijn wil. Anders gezegd: het is Gods eigen vreugde dat Hij zonen heeft aangenomen, mensen die de erfenis zullen ontvangen samen met Zijn Zoon, de Heere Jezus, kinderen aan wie Hij Zijn hart kwijt kan. Er is nu een gezelschap van mensen op aarde, met wie God de Vader kan spreken over Zijn Zoon. En dat zijn wij, dat is de gemeente van God.

Morgen ben ik weer in een andere plaats en dan gaan we ook nadenken over de uitdrukking “het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde” (Kol. 1:13). God wil graag met ons nadenken over Zijn Zoon, over Wie de Heere Jezus is. Dat heeft Hij Zich reeds voorgenomen vóór de grondlegging van de wereld. Maar daartoe moesten wij wel geschikt gemaakt worden om in Zijn nabijheid te kunnen verkeren. Welnu, wij zijn heilig en onberispelijk gemaakt door Christus’ bloed. In Hem hebben wij de verlossing, de vergeving van de overtredingen (Ef. 1:7). Maar wij zijn ook aan Gods hart gebracht als Zijn eigen kinderen en zonen. Bijzonder, nietwaar?

Aan het eind van hoofdstuk 1 zie je dat de gemeente ook het lichaam van Christus is, de volheid van Hem – het hemelse Hoofd – die alles in allen vervult (Ef. 1:23). Dus God heeft een groep mensen heilig en onberispelijk voor Zich geplaatst op grond van het werk en het offer van Zijn Zoon, aan wie Hij Zijn geheimen kwijt kan en Zijn hart kan openbaren. En dit gezelschap van kinderen en zonen is tevens de volheid van deze heerlijke Persoon, de Heere Jezus, het hemelse Hoofd van Zijn lichaam hier op aarde. Hij is Degene die alles in allen vervult.

Straks zal de hele schepping zijn vervuld met de glorie van de Heere Jezus. Maar als Zijn gemeente mogen wij nu al vervuld zijn met Zijn heerlijkheid. En daar gaat Efeziërs 3 over, daar willen we nog heel even naar kijken. Dan gaan we naar hoofdstuk 4. In hoofdstuk 3:17 spreekt Paulus over het wonen van Christus in onze harten. Het gaat over de innerlijke mens, dat dáár die Persoon woning maakt, door Wie dit allemaal mogelijk is gemaakt. En dit is nu juist wat vandaag zo vaak ontbreekt. Dat de gelovigen vervuld zijn met de Heere Jezus, met Hem bezig zijn, Hem grootmaken, Hem volgen, over Hem leren vanuit Gods Woord, zodat Hij woont in de harten.

De prediking van Paulus

Dat is het startpunt. Want als Christus woont in de harten, dan zegt de apostel in hoofdstuk 4:1 het volgende: “Ik vermaan u dan”. En als het gaat om de oude en de nieuwe mens, schrijft hij: “Dit nu zeg en betuig ik in de Heer” (4:17). Het eerste deel van hoofdstuk 4 gaat nog over de eenheid van de Geest, over het elkaar opbouwen in de kennis van die ene Persoon, de Heere Jezus (Ef. 4:13). Zo kunnen we allemaal komen tot dat ene doel, namelijk: de Heere Jezus liefhebben. En dat is gemeente-zijn. Het is heel eenvoudig. De gemeente is een groep mensen vanuit allerlei verschillende lagen van de bevolking, die samen geleid worden door de Heilige Geest om de Heere Jezus lief te hebben; en Hem na te volgen.

En dan zegt Paulus in vers 17: Dit betuig ik in de Heer! Dat is heel krachtig. Als je zo gezegend bent, als je samen dan zo bezig bent met de Heere Jezus dat je tot de eenheid van het geloof mag komen, als je elkaar daarmee dient, en dat hoop ik vanavond ook te doen, dan mag je niet meer leven zoals vroeger. We moeten niet langer wandelen zoals de volken, die hun weg gaan “in de vruchteloosheid van hun denken”. Het is niet ondenkbaar dat wij terugvallen, anders had dit er niet gestaan. Het kan dus gebeuren dat iemand die begonnen is met Christus, met de Heere Jezus te leven, uiteindelijk toch weer leeft zoals de mensen van de wereld. Daarom zegt Paulus het heel krachtig: “Dit nu zeg en betuig ik in de Heer”. Dus alsof de Heere Jezus door hem spreekt en ons oproept zo’n leven te leven dat past bij al onze zegeningen, bij de heerlijke Persoon die in onze harten woont.

Welnu, zo’n voorbeeld van falen hebben we in Demas. Van hem staat het volgende geschreven: “want Demas heeft mij verlaten, daar hij de tegenwoordige eeuw – of wereld – heeft liefgekregen” (2 Tim. 4:10). Dat wil niet zeggen dat die man verloren was, daar beslissen wij niet over, maar zijn levenswandel leidde terug naar het oude leven in de wereld. Maar Gods Woord roept ons ertoe op onbesproken kinderen van God te zijn te midden van een krom en verdraaid geslacht. En dan staat er zo schitterend bij: “waaronder u schijnt als lichten in de wereld” (Fil. 2:15).

Welnu, hoe typeert Paulus dan die wandel van de volken? Kijkt u maar even mee in vers 17 en 18: “in de vruchteloosheid van hun denken, verduisterd in hun verstand, vreemd aan het leven van God.” Zie je dat? Maar wij zijn vernieuwd in de geest van ons denken, staat er even verderop (Ef. 4:23). Ons verstand is verlicht, doordat de Heer het heeft geopend. Vanmiddag waren we even op bezoek bij de familie de Koning en toen hebben we het gehad over onze bekering; op een gegeven moment merk je dat je verstand wordt verlicht. Eerst denk je zo, maar je neemt de Heere Jezus aan als je Redder; en ineens wordt je verstand geopend, verlicht, je gaat de dingen van een totaal andere kant zien. Maar de volken, de mensen om ons heen die God niet kennen, zijn verduisterd in hun verstand.

En dan staat er ook nog: “vreemd aan het leven van God”. U weet toch dat u als gelovige de Zoon Zelf als uw leven hebt. Want wie de Zoon heeft, heeft het leven. Dat is heel mooi, nietwaar? Maar wie de Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet (1 Joh. 5:12). Het is heel zwart-wit. Dan staat er ook nog: “wegens de onwetendheid die in hen is, wegens de verharding van hun hart” (Ef. 4:18). U bent de leraar van Israël en u weet deze dingen niet? Dat zegt de Heer tegen Nicodemus in verband met de nieuwe geboorte. Maar wij mogen zeker weten: Christus is de waarachtige God en het eeuwige leven (1 Joh. 5:20). Wij kennen de waarheid doordat wij Hem kennen, de Heere Jezus Christus.

Nu gaan we weer verder lezen. “Wegens”, en dan komt de reden van de onwetendheid van de ongelovigen. De oorzaak van de verduistering van hun verstand is niet per ongeluk. Ze kunnen er toch niets aan doen? Dat hoor ik ook vaak zeggen. Ja maar, als je nou eenmaal daar en daar geboren bent, dan kun je er helemaal niets aan doen? Nee, het staat hier heel duidelijk in de Bijbel, in het Woord van God: het gebeurt “wegens de verharding van hun hart”. Ze verzetten zich tegen de kennis van God. Romeinen 1 zegt: Hoewel zij God kennen, hebben zij Hem niet geëerd als de Schepper; maar men heeft het schepsel geëerd boven de Schepper. Dat heeft de ongelovige, ik ook vroeger, bewust gedaan.

Maar het gaat nog verder: “Afgestompt in hun gevoelens” (Ef. 4:19a). Gisteren stond er in het Nederlands Dagblad dat veel jongeren de zin van het leven niet meer zien. Steeds meer jonge mensen raken psychisch overbelast en zijn ongelukkig. Afgestompt in hun gevoelens. Het is treurig, toch? Maar een christen is iemand, die in zijn gevoelens gezond gemaakt is. Dan volgt er hier: “zij hebben zich overgegeven aan de losbandigheid om alle onreinheid gretig te bedrijven” (Ef. 4:19b).

Ja, lieve mensen, dit wordt niet gezegd vanuit een veroordelende houding of vanuit hoogmoed, want Paulus zegt in hoofdstuk 2 van deze brief: ook wij, de Joden, hoorden hierbij. Hij hoorde er zelf vroeger ook bij. Als God ons niet in de kraag had gegrepen, als wij niet waren geroepen en niet waren voorgekend, als wij niet waren verheerlijkt in Zijn Zoon, dan hadden wij nog net zo geleefd, nietwaar? Ziende op jezelf mag je dankbaar zijn dat God ons uit de wereld heeft getrokken.

Maar God

Maar dan staat er zo schitterend wat God voor ons gedaan heeft in Christus: “Maar zo hebt u Christus niet geleerd.” Net zoals er in Efeziërs 2:4 staat wat God voor ons heeft gedaan: “Maar God”. Mooi, nietwaar? God is rijk aan barmhartigheid en Hij heeft ons levend gemaakt met Christus. Maar hier staat: “Maar zo hebt u Christus niet geleerd” (Ef. 4:20). En dat is ook een hele belangrijke zin. Want Paulus kwam in Efeze in Handelingen 19, laten we daar even naar toe gaan, niet met het doel om er een leer te brengen of één of andere nieuwe wijsheid. Maar hij kwam daar om een Persoon te verkondigen, om de Persoon van Christus te leren.

We lezen daar in het boek Handelingen: “Hij nu ging in de synagoge en sprak vrijmoedig drie maanden lang en betoogde en overreedde de mensen betreffende de dingen van het koninkrijk van God” (Hand. 19:8). Dat wil zeggen dat er nu een rijk van Christus is, en dat de mensen zich moesten bekeren en onder Zijn heerschappij moesten stellen. Wat was de reactie? “Toen echter sommigen zich verhardden en ongehoorzaam waren, terwijl zij van de Weg kwaadspraken voor de menigte”. Die mensen wezen de behoudenis af. De Weg, dat is de Heere Jezus Zelf. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. Wat deed Paulus toen? Dan staat er: “Hij scheidde zich van hen af en zonderde de discipelen af en sprak dagelijks in de school van Tyrannus” (Hand. 19:9).

Dagelijks had hij de discipelen afgezonderd van die hele negatieve sfeer. Zo is de gemeente eigenlijk een gezelschap van mensen, die uit de wereld geroepen zijn. Wij zijn afgezonderd, heiligen van God. En wat deed Paulus toen dagelijks? Hij vertelde over de Heere Jezus, dat staat hier. Ik heb jullie over Hem gesproken: “Zo hebt u Christus niet geleerd” (Ef. 4:20). Ik heb jullie altijd over de Weg, over de Heere Jezus, verteld. Over het koninkrijk van God, over Zijn heerschappij.

En wat hield dat onderwijs dan precies in? Dat lezen we in de volgende verzen van dit hoofdstuk: “(…) waar u Hem immers hebt gehoord” – en let op wat er dan staat, dit moeten we goed tot ons laten doordringen, want dit is de kern van vanavond – “en in Hem bent onderwezen, zoals de waarheid in Jezus is: dat u, wat uw vroegere wandel betreft, de oude mens hebt afgelegd, die naar het verderf gaat overeenkomstig zijn bedrieglijke begeerten” (Ef. 4:21-22).

De oude mens afgelegd

Dus Paulus verkondigde in de Heere Jezus het totale failliet van de oude mens. Dat is de bekering. De waarheid is in Jezus, Die hier op aarde gewandeld heeft en God volmaakt verheerlijkt heeft. In Hem is geen zonde; Hij kende geen zonde; Hij deed geen zonde. Hij deed altijd wat de Vader welbehaaglijk was. En wie bent U dan? Geheel wat Ik tot u spreek (Joh. 8:25), en dat is het model voor de nieuwe mens. Als je Hem verkondigt, dan contrasteert de oude mens daar schril tegenover. Hoe meer je de heerlijkheid van de Heere Jezus ziet, dat was in ieder geval bij mijn bekering zo, hoe meer je ervaart dat je zelf volkomen tekortschiet. En dat je die oude mens met zijn kenmerken, de manier waarop ik vroeger leefde, moet afleggen.

Hoe doe je dat dan? Nou, dat betekent dat ik begrijp dat God op het kruis ook mijn oude mens met Christus heeft gekruisigd. De oude mens, de Dirk Jan die voor zichzelf leefde, die veel vloekte in die tijd en in het middelpunt wilde staan. Die oude mens, daarvan zegt de Bijbel dat die met Christus mee gekruisigd is. God had maar één plek van bestemming voor de oude mens, en dat was de dood. Hij wilde geen herstelplan voor de oude mens opstellen.

Die waarheid heeft Paulus in Efeze aan de discipelen geleerd, toen hij dagelijks onderwijs gaf in de school van Tyrannus. Tyrannus betekent: de heerser. En we leven nu in een wereld waarvan de satan de overste is. Het kost veel genade om in te zien dat jij en ik niet deugen, ga dat vandaag maar eens verkondigen aan de mensen. Maar dat heeft wel tot mijn bekering geleid, en tot de bekering van zovelen die hier vanavond zijn.

Paulus zegt: Ik heb jullie laten zien dat de oude mens veroordeeld is in Hem en dat jullie de nieuwe mens hebben aangedaan. Want wie van u is er gedoopt? Toen hebt u de oude mens symbolisch begraven. Niet omdat u dacht, daar is nog wel wat mee te beginnen. Nee, u dacht: weg met die zondige mens. En u bent opgestaan in nieuwheid van leven. U hebt de nieuwe mens aangedaan. Dat staat hier in de voltooide tijd in Efeziërs 4:22-24! Kijk maar: u hebt de oude mens afgelegd, die naar het verderf gaat. Zie je dat? Als je je niet bekeert, is je einde het verderf. Dat wordt vandaag niet zo vaak meer gezegd, maar het is wel wat God in Zijn Woord leert. De oude mens, de mens naar het beeld van de eerste Adam, gaat naar het verderf, en wel “overeenkomstig zijn bedrieglijke begeerten”.

Het is niet zo dat de mensen zonder God allemaal verschrikkelijke, onreine dingen bedrijven. Nee, maar ze volgen wel hun eigen begeerten, ze dienen zichzelf. Dat is de kern van de zonde, de wetteloosheid. De zonde is de wetteloosheid, schrijft Johannes (1 Joh. 3:4). Ik ken vrienden van mij, die diepgezonken waren, verslaafd aan drugs etc. Zo was ik niet, en toch was ik even bedrieglijk als zij, op een ander niveau.

De nieuwe mens aangedaan

“(…) en de nieuwe mens hebt aangedaan”. Heerlijk, nietwaar? Van die nieuwe mens zegt de Bijbel hier dat die “overeenkomstig God geschapen is in ware gerechtigheid en heiligheid”. Dat was de boodschap die Paulus in Efeze kwam brengen. En toen ze dat hoorden, hebben ze al hun toverboeken verbrand! Mogelijk was er een paar miljoen euro schade, het kon hen niet boeien. Degenen die zich bekeerden, hadden alle praktijken die met de oude mens te maken hadden, de rug toegekeerd en vanaf dat moment gold de nieuwe mens als maatstaf. En aan die gemeente te Efeze schreef Paulus zijn meest verheven brief.

Maar dit is ook dezelfde gemeente waarvan Openbaring 2 zegt: Jullie hebben de eerste liefde verlaten! We kunnen dus altijd falen, ook collectief gezien. Daarom zegt Paulus hier: dit nu zeg ik en betuig ik in de Heer. Dan staat er verder zo mooi in vers 23, dat we vernieuwd zijn in de geest van ons denken en de nieuwe mens hebben aangedaan. Vernieuwd betekent: fris, jong, je hele denkwereld is ineens anders geworden, want de Heere Jezus is nu de kern van ons denken. Hij is immers mijn leven.

Een paar weken geleden hadden we een avond in Nunspeet over de Filippenzenbrief en daar zegt Paulus: “Verblijd u in de Heer”. Weet je hoe vaak hij dat zegt in die brief? Drie keer volgens mij. Maar hij zegt ook: Let op de honden, op de boze arbeiders, op de bedrieglijke mensen – ook drie keer! Dus drie keer de vermaning: Verblijd je in de Heer. En drie keer: Let wel op. Pas op voor dit, kijk uit voor die persoon. Dus de Heere Jezus is altijd het antwoord, ook in gevaren. Maar de blijdschap in de Heer mag ons denken beheersen; de geest van ons denken is immers vernieuwd.

Laten we nu even naar Kolossenzen 3:9 gaan, want daar staat nog iets anders over de nieuwe mens geschreven. Let op wat hier staat, schitterend: “Lieg niet tegen elkaar, daar u de oude mens met zijn daden hebt uitgedaan.” Maar dan volgt er in vers 10: “(…) en de nieuwe hebt aangedaan, die vernieuwd wordt tot kennis”. We worden vernieuwd in de geest van ons denken, maar dat heeft te maken met de kennis van God en van Christus. De vernieuwing is namelijk “naar het beeld van Hem die hem geschapen heeft.” De nieuwe mens is iemand die geschapen is in Christus, namelijk toen we tot bekering en geloof kwamen. En de kennis van God betekent niet alleen kennis met je hoofd, maar met het hart. Het gaat om de relatie met God de Vader, en zo word je steeds vernieuwd in de geest van je denken en mag je groeien in de genade en de kennis van onze Heer en Heiland. Zoals Paulus schrijft in Efeziërs 1:17-18, dat we door de kennis van Hem “verlichte ogen van ons hart” hebben gekregen. Dat is de nieuwe mens. Maar als die niet centraal staat in ons denken, dan is onze wandel ook niet volgens Gods Woord.

Maar nu gaan we naar de praktijk, want wat past er dan bij die nieuwe mens? De apostel zegt: “Leg daarom de leugen af” (Ef. 4:25). Dat is het eerste. Wie is de leugenaar vanaf het begin, en de vader ervan? Dat is de satan. Als wij ook maar een klein beetje liegen, of de waarheid geweld aan doen, dan lijken wij meer op de boze dan dat we lijken op de Heere Jezus. “Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid”, en dit is zo mooi: “ieder met zijn naaste, want wij zijn leden van elkaar”. Wij vormen immers samen de nieuwe mens.

Iemand zei ooit eens: Als ik lieg, lieg ik tegen mezelf; want ik ben lid van dat ene lichaam. Maar liegen is niet alleen bewust leugens verspreiden, het is bijvoorbeeld ook overdrijven; dat kunnen mannen nogal goed. Ik kom thuis van tennis en dan zeg ik tegen mijn vrouw: ik heb acht aces geslagen en het waren er maar zes. Ja, ik wil indruk maken. Nee, maar even serieus, je kunt overdrijven en dan zegt Paulus in Efeziërs 6: het borstharnas van de gerechtigheid beschermt ook je geweten voor de pijlen van de boze. Want zodra je die kant opgaat van het overdrijven van de waarheid, wat sjoemelen met een leugen om bestwil, dan gaat je geweten gaten vertonen. Je borstharnas wordt zwak, en voor je het weet leef je in de leugen.

Maar zoals de wet zegt: Spreek geen vals getuigenis, zo zegt de genade nu: Spreek de waarheid met elkaar. En ten diepste is dit dat wij elkaar opbouwen in het geloof! Want als wij met broeders of zusters spreken over de Heere Jezus, dan spreken we immers de waarheid met elkaar.

Dan komt de volgende vermaning: “Word toornig, en zondig niet” (Ef. 4:26). Dat is toch wel bijzonder. Toornig worden is dus niet persé verkeerd. De Heere Jezus zag de goddeloze overste van de synagoge – zo staat er letterlijk – met toorn aan, bedroefd over de verharding van hun hart (Mark. 3:5). Hij zondigde niet, de Heere Jezus kende geen zonde. Maar Hij was wel toornig. En zo mogen wij toornig zijn als het gaat om de zonde, als het gaat om ongerechtigheid, als het gaat om valse leer etc.

Maar dan ligt de zonde telkens heel dicht op de loer, want wij zijn en blijven mensen waarin de oude natuur nog woont. En ik kan zelf ervan getuigen dat ik soms te boos word. Je hebt toch kinderen, nietwaar? Kijk, dat bedoel ik. En ik kom uit een gezin waarin de ouders nogal emotioneel waren. Dan vliegt alles eruit, en dat gaat vaak fel. Mijn broer zei gisteren nog tegen mij: Ja, maar mijn grootste handicap is mijn ergernis. Toen dacht ik: Ja, dat zit gewoon in het DNA van onze familie. Het is knal, pats, er bovenop. En dat is de grote valkuil, zodra je boos wordt. Andere mensen zijn misschien meer timide, maar die zouden juist toornig moeten worden als het gaat om de eer van de Heere Jezus, als men die aantast. Maar we moeten de toorn niet gaan koesteren in ons hart: “Laat de zon over uw toorn niet ondergaan”.

En dan volgt er: ”En geef de duivel geen plaats” (Ef. 4:27). Wat betekent dat? Niet dat u demonisch bezeten bent of iets dergelijks. Het betekent dat als wij zonde toelaten, wij de satan een kans geven. Waarom? Omdat, zoals ik in het begin zei: Wanneer hij ons leven zo kan beïnvloeden dat het niet in overeenstemming is met onze belijdenis, dan hebben wij hem een plek gegeven. Dan zijn we huichelaars. Daarom: Bewaak je hart en belijd je zonden.

Dan komt de volgende vermaning: “Laat hij die een dief was, niet meer stelen, maar veeleer arbeiden en met zijn eigen handen het goede werken, opdat hij kan meedelen aan hem die gebrek heeft” (Ef. 4:28). Ja, maar ik ben nooit een dief geweest, dus dat vers geldt niet voor mij. Soms kunnen wij echter wel andere dingen van elkaar stelen, dus afgezien van materiële zaken. Bijvoorbeeld de emotionele dingen waardoor we de gevoelens van mensen kwetsen. En in die zin geldt: Laten we niet afpakken wat niet van ons is. Maar laten we uitdelen wat de ander opbouwt, wat de ander ten goede komt.

Het volgende punt is: “Laat geen vuil woord uit uw mond komen” (Ef. 4:29). Ik zeg bijvoorbeeld wel eens: Ik ga dit niet herhalen. Maar dan zegt mijn dochter: Pa, wat zeg je nou? Zeker, het is niet heftig, maar het zijn van die woorden die je vroeger hanteerde. Maar de Schrift zegt: Laat geen vuil woord uit uw mond komen! Jakobus spreekt ook over de gevaren van de tong, die we maar moeilijk kunnen bedwingen. Maar dan staat hier zo mooi in Efeziërs 4: Spreek veeleer een woord “dat goed is tot opbouwing waar dat nodig is, opdat het genade geeft aan hen die horen.” Dat is zeker een belangrijk vers. Waar spreken wij over, wat is ons taalgebruik? Dit is één van de teksten, die mij wel tot veel gebed hebben aangezet in het verleden. Want het taalgebruik in mijn familie was allemaal heel gemakkelijk. En dan kom je tot bekering en ga je denken: Dit moet allemaal langzaam veranderen.

De Heilige Geest niet bedroeven

Let op, dan komt opeens een algemene opmerking van Paulus: “En bedroef de Heilige Geest van God niet, met Wie u verzegeld bent tot de dag van de verlossing” (Ef. 4:30). Er staat hier “de Heilige Geest van God”. De Heilige Geest, Die van God komt, woont in ons lichaam (1 Kor. 6:19. Hij woont ook in de gemeente als een tempel (1 Kor. 3:16). Zodra er iets gebeurt in ons leven, dat niet in overeenstemming is met die nieuwe mens, met de waarheid in Jezus, met het leven dat Hij heeft geleefd – op het moment dat we daaraan toegeven, bedroeven we de Heilige Geest.

We kunnen de Heilige Geest ook uitblussen (1 Thess. 5:19). Dat heeft meer te maken met Zijn vrije werking in de gemeentelijke samenkomst en in de gemeente. Als het gaat om profetie, om het spreken van Gods Woord, blus de Geest dan niet uit. Maar hier in Efeziërs 4 gaat het om het bedroeven van de Geest. Dat wil zeggen dat Hij ook een Persoon is, die bedroefd kan raken. En zodra ik zonde toelaat, bedroef ik Hem, de Heilige Geest van God. Dat moet ons toch wel te denken geven, nietwaar?

Alle bitterheid moet ook uit ons midden worden weggedaan (Ef. 4:31). Welnu, daar stop ik even. Hoeveel christenen zijn er niet verbitterd. Ik kwam gisteravond in de winkel. Ik was met mijn vader, we moesten even boodschappen doen. Daar ontmoette ik plotseling iemand, die ik al jaren niet had gezien, en ik stelde de vraag: Hoe is het met jou? Toen kreeg ik een kwartier lang een heel bitter verhaal te horen. Zijn ouders, dit en dat. Hij had een ontzettend moeilijke jeugd gehad, de bitterheid was aan zijn hele lijf te zien. Ik zei: Wat doe je er nu aan? Ja, ik doe aan yoga, dit en dat. Ik probeerde nog te vragen: Ken je wel de Heere Jezus? Nee, maar ik zoek Jezus in mezelf. Wat een verhaal!

Maar bitterheid, hoeveel christenen hebben die niet? Bitterheid tegenover die en die persoon, vaak ook de ouders. Maar alle bitterheid, gramschap, toorn, geschreeuw, lastering en alle boosheid, daarvan zegt Paulus hier: Het moet allemaal worden weggedaan! Al die negatieve dingen horen bij de oude mens. Liegen hoort bij de oude mens; stelen hoort bij de oude mens; vuile woorden horen bij de oude mens. Het bedroeven van de Heilige Geest, dat is het werk van de oude mens. Bitterheid en gramschap en geschreeuw en toorn horen ook allemaal bij de oude mens.

Maar dan zegt hij ten slotte: “Maar wees jegens elkaar goedertieren”, dat betekent goedgezind; bedenk wat voor iemand anders goed is. Zoals de Heere Jezus rondging vol goedertierenheid. Wees welgezind, elkaar vergevend, “zoals ook God in Christus u vergeven heeft” (Ef. 4:32).

Elkaar vergeven

Nu moet u eens nadenken voor uzelf over de vraag: Heb ik iedereen wel vergeven? Is er toch misschien bitterheid in mijn hart tegenover iemand, die toen dit heeft gezegd of dat heeft gedaan? Soms zijn dat best heftige problemen, daar kun je niet zo makkelijk overheen stappen. Maar dat is wel het doel, dat je elkaar vergeeft. God heeft ons immers in Zijn Zoon vergeven, dan zou het een wangetuigenis zijn als wij elkaar niet zouden kunnen vergeven.

En dan zegt Efeziërs 5:1 – dat hebben we vanavond niet als tekst, maar ik lees het toch even voor: “Wees dan navolgers van God, als Zijn geliefde kinderen”. Kinderen lijken op hun vader. Mijn dochter lijkt wel een beetje op mij. Is dit van toepassing op uw leven, wat we vanavond hebben gelezen? Kunt u zeggen: Ja, het is best lastig, ik struikel af en toe, maar dit is wel het patroon waar ik naar toe wil? Want uiteindelijk gaat het om uw eigen leven, en dat is maar zeventig jaar, tachtig jaar voor sommigen. Dan is de grote vraag: Wat is er in ons leven van de Heere Jezus zichtbaar geweest? Ik kwam tot bekering toen ik 22 jaar oud was, en de voorgaande jaren waren eigenlijk weggegooid. Nu leef ik al dertig jaar met de Heere Jezus en nog steeds vraag ik mezelf af wat er echt van Hem te zien is. Dat kun je straks natuurlijk ook aan mijn vrouw vragen.

We gaan nog even naar Galaten 5, want er is een groot geheim achter de zin die ik niet heb voorgelezen in Efeziërs 4: de Heilige Geest van God, “met Wie u verzegeld bent tot de dag van de verlossing” (Ef. 4:30). Bedroef de Heilige Geest niet, zegt de apostel hier. Wij kunnen niet wandelen als nieuwe mensen zonder de Heilige Geest. Anders gezegd: Als u niet al uw hulpbronnen in de Heere Jezus zoekt en u compleet afhankelijk opstelt van Hem, door de Heilige Geest, kunt u geen stap zetten van wat we allemaal gelezen hebben in Efeziërs 4:17-32. U kunt dat zelf niet. Christus in mij, door de Heilige Geest, kan dat wel. Daarom zegt Galaten 5:16, als Paulus het over de wet heeft, het volgende. Maar ik zeg: wandel door, of in de kracht van de Geest, en u zult de begeerte van het vlees geenszins volbrengen. Ik lees het nog even anders voor: Wandel door de Geest en u zult de oude mens geenszins tentoonspreiden!

Hoe wandel ik dan door de Geest? Het geheim is wat Paulus schrijft in Galaten 2:20, waar staat: “ik leef door het geloof in de Zoon van God”. Er staat niet door het geloof in Jezus, of door het geloof in Christus, maar het geloof in de Zoon van God. Dat is Zijn complete heerlijkheid samengevat in die ene titel: de Zoon van God, de Eeuwige, Die mens geworden is. Dat is wandelen door de Geest. Wandelen door de Geest is dat mijn blik onafgebroken op Christus gericht is. Want ik weet: ik kan dit niet zelf. Zoals Paulus in Galaten 2 zegt: Ik ben door de wet en voor de wet gestorven, en ik ben met Christus gekruisigd. Ik, Saulus, die vroeger onder de wet leefde, ik ben met Hem gekruisigd. Er kwam niets van mij terecht. Ik leefde net zoals de volken. Ik was wel uiterlijk een Jood, maar ik ben nu met Christus gekruisigd. En ik leef, maar het is: Christus leeft in mij!

Paulus leefde niet meer onder de wet. Hij leefde niet meer naar allerlei regels en voorschriften, maar vanuit de kracht van een Persoon. En dat is wandelen door de Geest, want de Geest van God is gekomen om Christus te verheerlijken. Dat zegt de Heere Jezus Zelf in Johannes 16:14. De Geest zal uit het Mijne nemen en Mij verheerlijken.

De Geest van God doet niets buiten Christus. Hij heeft het Woord van God geïnspireerd, en het Woord getuigt van de Heere Jezus. Hij zweefde over de wateren en de schepping die er kwam, de eerste schepping, daarvan staat geschreven: Alle dingen zijn uit Hem en door Hem en tot Hem geschapen (Kol. 1:16-17). En alle dingen zijn door Hem geworden; zonder Hem is geen ding geworden, dat geworden is. Dat is Johannes 1:3. De Geest zweefde over de wateren en het resultaat was de schepping van God. En zo is het ook in ons leven.

Daarom, wandel door de Geest. Niet om één of andere techniek toe te passen, maar om je hart en je geloofsoog op Christus te richten, op de Heere Jezus daarboven. Galaten 5:16 zegt: “en u zult de begeerte van het vlees geenszins volbrengen”. Dan ga ik even verder in Galaten 5: “Want het vlees begeert tegen de Geest”. Als u nu denkt vanavond na deze lezing: Prima, dat ga ik eens even doen. Ik ga niet meer liegen, ik ga de waarheid spreken, ik ga vanaf nu geen vuile taal meer uit mijn mond laten komen. Ik ga er morgen mee beginnen, nee, vanaf vanavond. Dat gaat niet lukken, want Efeziërs 4 volgt op hoofdstuk 1, 2 en 3. En het vlees begeert tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees. Want deze blijven tegenover elkaar staan. Dat zal altijd zo zijn, tot de Heer komt. Maar tot de dag van de verlossing zijn we verzegeld met de Geest van God, opdat u niet doet wat u zelf wilt, wat de oude mens wil.

Maar als u door de Geest geleid wordt, dan bent u niet onder de wet. Dan bent u niet meer onder een wettische verplichting, zoals: Ik ga dit morgen doen, ik ga niet meer dit, ik ga niet meer dat! Nee, dan gaat u op de Heere Jezus zien, u gaat uzelf met Hem bezighouden. U gaat Hem verheerlijken, Hem aanbidden. U gaat over Hem nadenken, over Hem lezen, en ook van Hem genieten. En u gaat tegen God de Vader zeggen, hoeveel u van Hem geniet. Dan ontstaat er een vrucht die overeenkomt met de nieuwe mens, want dan komt er een verlangen in u en een krachtbron, de Heilige Geest. Hij gaat u niet helpen, want u kunt helemaal niets. Ik heb ooit eens een auto gewassen samen met mijn jongste dochter, toen was ze drie. Ze heeft mij geholpen om de auto te wassen, maar ik had uiteindelijk het werk gedaan. Dus wij kunnen niet opnieuw beginnen en dan zeggen: Wilt U mij helpen? Nee, de Geest moet álles doen.

Beseft u dat? De wet zegt: niet stelen. Christus zegt: deel uit. De wet zegt: niet liegen. Christus zegt: spreek de waarheid. De wet zegt: niet echtbreken. De Geest bewerkt dat je je vrouw liefhebt, zoals Christus de gemeente heeft liefgehad, en ook dat de vrouw onderdanig is aan de man. Dat is allemaal de genade, dat is allemaal de Geest. De Geest van God vervult ons, als wij ons vullen met Christus. Dat is het geheim van het christenleven. Morgen ga ik naar Nijverdal. Ik heb er zin in, want dan gaan we maar liefst twintig heerlijkheden van de Heere Jezus bekijken in de brief aan de Kolossenzen.

Waarom? Die mensen waren ook van de Heere Jezus afgedreven. Dan zegt Paulus: Moet je eens kijken, waarvan je afdrijft; en dan gaat hij allemaal heerlijkheden noemen van Zijn Persoon en Zijn werk. Hij is het beeld van de onzichtbare God enz. En dan hoopt en bidt hij, samen met Epafras, die voor hen streed in het gebed, dat hun harten zouden terugkomen bij Hem. Ach, waar zijn we mee bezig? We gaan naar andere elementen, maar we moeten bij Hem zijn, bij de Heere Jezus. Door de Gift naar de Gever. Amen.