Vandaag, op 30 november 2023 is het precies dertig jaar geleden dat ik de Heer Jezus heb leren kennen als mijn persoonlijke Verlosser. Dit was op 30 november 1993 rond een uur of 21:30 bij de toenmalige buurman van mijn ouders. In al die jaren heb ik door de genade van God steeds meer mogen zien wat het evangelie inhoudt. Ik hoop in de komende jaren nog te groeien in geestelijk inzicht in ‘het evangelie van de heerlijkheid van Christus’ (2Kor.4:4). Het is heerlijk om dit evangelie aan gelovigen te bedienen, net zoals Paulus dit wenste te doen (Rom.1:15). In dit artikel wil ik de lezer bemoedigen met wat ik in die dertig jaar heb mogen leren van de ‘onnaspeurlijke rijkdom van Christus’ (Ef.3:8), tot eer van God onze Vader. ‘Het evangelie van de genade van God’ (Hand.20:24) omvat vele aspecten. Laten we eens een paar zegeningen die hiermee te maken hebben vanuit de Bijbel bekijken.
1. Het is de nieuwe geboorte ‘uit de Geest’ (Joh.3:6). Zodra ‘iemand’ (dus ook buiten het Jodendom, vs5) erkent dat Hij ten opzichte van de God de Schepper van hemel en aarde een nietig mens is, en erkent dat er schuld op hem rust, wordt hij ‘geboren uit water en geest’ (Joh.3:5). ‘Zalig de armen van geest’, Mat.5:3. Dit element van erkenning van schuld, de ‘verbrijzeling van het hart’ (Jer.44:10) is absoluut een voorwaarde om tot wedergeboorte te komen (dit ontbreekt vaak bij huidige ‘bekeringen’ waar mensen ‘Jezus aannemen’ maar zonder besef van schuld). De Bijbel laat zien dat deze nieuwe geboorte door het woord van God is en ook van God uitgaat.
U die wedergeboren bent, niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad, door Gods levend en blijvend woord. 1Pet.1:23
Naar zijn wil heeft Hij ons voortgebracht door het woord van de waarheid, opdat wij in zekere zin een eersteling van zijn schepselen zouden zijn. Jak.1:18
Enerzijds is hiervoor bekering tot God nodig, vanuit de verantwoordelijkheid van het schepsel, de mens (Hand.17:30-31; 20:20; 1Thes.1:10), maar anderzijds is het ‘naar zijn wil’ dat wij opnieuw geboren zijn. ‘Daarom dan, Hij erbarmt Zich over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil’ (Rom.9:18). Groot mysterie en groot wonder! Iedereen die opnieuw geboren wordt, is dat omdat God dit voor die specifieke persoon wilde. Het initiatief gaat altijd van Hem uit. Deze nieuwe geboorte ‘uit de Geest’ is niet specifiek kenmerkend voor het christendom, zie hier, maar wel een absolute voorwaarde en begin van alle zegeningen.
2. Iemand die opnieuw geboren is, is daarmee geschikt gemaakt om de Zoon aan te nemen als zijn/haar leven. ‘Wie de Zoon heeft, heeft het leven’ (1Joh.5:12a). Let goed op de volgorde die in deze tekst genoemd wordt:
Maar allen die Hem hebben aangenomen, hun gaf Hij het recht kinderen van God te worden, hun die in zijn naam geloven; die niet uit bloed, niet uit de wil van het vlees, niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn. Joh.1:12-13
Hier staat iets heel bijzonders. Alleen zij die uit God geboren zijn kunnen de Zoon aannemen in geloof. Eerst moet iemand ‘uit God’ zijn alvorens de woorden van God te kunnen ontvangen, want de natuurlijke mens, ‘in het vlees’ kan deze woorden niet begrijpen (1Kor.2:14). ‘Wie uit God is, hoort de woorden van God’ (Joh.8:47). Deze woorden van God gaan over de Heer Jezus. Het is namelijk de wil van God de Vader, dat ieder die in de Zoon gelooft, eeuwig leven heeft (Joh.6:40). Wie in Hem gelooft ontvangt eeuwig leven. Wedergeboorte is daarom een noodzaak, eeuwig leven is een gift. ‘Ik geef hun eeuwig leven’ (Joh.10:28; 17:2). Dit leven was van eeuwigheid af bij de Vader en is de gemeenschap met Hem en met de Zoon (1Joh.1:2-4). De kinderen van God zijn hierin ‘deelgenoten van de goddelijke natuur’ geworden (2Pet.1:4). Hierdoor zijn de gelovigen ‘kinderen van God’ (1Joh.3:1) geworden, opgenomen in de eeuwige familie van God, doordat Hij ook de Geest van zijn Zoon in onze harten heeft uitgestort ‘die roept: Abba, Vader’ (Gal.4:6)!
3. Ieder die gelooft wordt ook opgenomen in het lichaam van Christus, dat is de gemeente (Kol.1:18). ‘Door één Geest tot één lichaam gedoopt’ (1Kor.12:13). God kan zijn vreugde niet vinden in de oude mens, die uit Adam is. Daarom heeft God deze op het kruis veroordeeld tot de dood en een nieuwe mens geschapen. Dit is ‘de verborgenheid van Christus’ (Ef.3:4; Kol.4:3). God ziet Christus aan als onverbrekelijk één met zijn lichaam. ‘De’ Christus de nieuwe mens, is het lichaam, de gemeente op aarde plus het hoofd, Christus in de hemel.
En Hij heeft alles aan zijn voeten onderworpen en Hem als hoofd over alles gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is, de volheid van Hem die alles in allen vervult. Ef.1:22-23
Zoals Eva uit Adam werd gevormd en in hem verborgen was tot die tijd, zo was de gemeente in Christus voor het oog van God ‘voor de tijden van de eeuwen’ (2Tim.1:9). En zoals Eva uit het lichaam van Adam was, en dus de vrouw moet worden beschouwd als het lichaam van de man, (de mannen behoren haar immers lief te hebben ‘als hun eigen lichamen’, Ef.5:28), zo is de gemeente tegelijk de bruid als het lichaam van Christus.
4. Ons is ook de ‘hele raad van God’ (Hand.20:27) bekend gemaakt. Hij heeft de gemeente in Zichzelf voorgenomen (Ef.1:9; 3:9,11) om dit gezelschap ‘voor Zichzelf’ in Christus te scheppen, voor zijn eigen vreugde. De gemeente is daarom volkomen geschikt gemaakt om aan Gods natuur te beantwoorden, licht (1Joh.1:5) en liefde (1Joh.4:8,16). Deze natuur van God is in Christus volmaakt geopenbaard in diens omwandeling op aarde. De gemeente zal tot in alle eeuwigheden het beeld van zijn geliefde Zoon dragen, zie punt 6.
5. De gelovigen zijn persoonlijk voorgekend door de Vader om gegeven te worden aan de Zoon.
…opdat alles wat U Hem hebt gegeven, Hij hun eeuwig leven geeft. Joh.17:2
De Zoon geeft hun die geloven het eeuwige leven opdat zij in dezelfde betrekking tot de Vader worden gebracht als welke Hij genoot als de vernederde mens op aarde. Alle gelovigen zijn voor dit doel bestemd en ook allemaal persoonlijk gekend voordat de aarde werd geschapen (Rom.8:29-30). Zij zullen allemaal zijn daar waar de Heer Jezus is, in het huis van de Vader, waar het eeuwige leven wordt gekend van eeuwigheid af (Joh.14:2-3).
6. Alle gelovigen zijn ervoor bestemd en geroepen om voor eeuwig aan het beeld van de Zoon gelijkvormig te zijn (Rom.8:29).
…waartoe Hij u door ons evangelie ook geroepen heeft, tot verkrijging van de heerlijkheid van onze Heer Jezus Christus. 2Thes.2:14. We zullen ‘aan Hem gelijk zijn’ (1Joh.3:2). Zo zal de Geliefde van de Vader verheerlijkt worden in al zijn heiligen (2Thes.1:10). Dit is ‘het welbehagen’ van de Vader (Ef.1:5) en Hij heeft de gelovigen deelgenoten gemaakt van zijn eigen verlangens om aan zijn Zoon dit volmaakte gezelschap te geven die met Hem over alle dingen gesteld zullen worden (Ef.1:9-11), zie punt 11. Voor God is de gemeente de stad die Zijn eigen heerlijkheid heeft (Op.21:10; zie punt 10), voor Christus is ze de bruid die Hij voor eeuwig liefheeft.
7. Hiertoe zijn zij allen die geloven persoonlijk gerechtvaardigd in Hem van alle schuld, door het geloof in zijn bloed (Rom.3:25-26). Iedere overtreding is vergeven, in Hem is de volle verlossing (Ef.1:7), eens en voor altijd geheiligd (Heb.10:14). Het gevolg is dat de gelovigen ‘heilig en onberispelijk zouden zijn vóór Hem in de liefde’, Ef.1:4.
8. Hierdoor kunnen zij verzegeld worden met de Heilige Geest ‘tot de dag van de verlossing’ (Ef.4:30). De Heilige Geest kan alleen wonen in hen die rein en heilig zijn voor God. Daarom is de gemeente ook de woonplaats van God in de Geest (Ef.2:22). Tot in alle eeuwigheden zal God zó in de gemeente wonen, ‘alles in allen’ (1Kor.15:28) en Hij zal via hen ‘bij de mensen wonen’ (Op.21:3) die ook gered zijn, maar niet behoren tot de gemeente van God. Met het oog op de bewaring in deze wereld zijn zij verzegeld, maar tegelijk zal de Heilige Geest als de Voorspraak en Trooster tot in eeuwigheid met de gelovigen zijn (Joh.14:15).
9. Zij worden ook behouden van de komende toorn, de grote verdrukking met de verschijning van de Heer in oordeel als sluitstuk, Rom.5:9, zie verder hier.
10. Zij zullen met Christus regeren over de aarde, duizend jaren lang, Op.20:4. Dit zal een hemelse regering zijn, voorgesteld als de stad Jeruzalem, welke de gemeente voorstelt ‘die uit de hemel neerdaalde van God en de heerlijkheid van God had’ (Op.21:10). Of weet u niet, dat heiligen de wereld zullen oordelen? 1Kor.6:2.
11. Zij zullen met Christus alles wat op de aarde en in de hemelen in beërven. Paulus schrijft ‘want alles is van u: hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Kefas, hetzij wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, alles is van u; en u bent van Christus, en Christus is van God’, 1Kor.3:21-23. Hier op aarde vreemdelingen en bijwoners (1Pet.2:11), maar straks in bezit van het hele heelal plus alles in de hemelen.
12. Zij zijn de bijzondere voorwerpen van de liefde van God de Vader. Zijn liefde rust ononderbroken op hen voor altijd en eeuwig. ‘De Vader Zelf heeft u lief’, Joh.16:27. Ieder die de Zoon heeft aangenomen mag deze liefde kennen, want hij/zij is voor God geworden ‘aangenaam in de Geliefde’ (Ef.1:6). Zoals de Vader de Zoon liefheeft, zo heeft Hij de gemeente lief (zie Joh.17:26). Als de gemeente straks wordt geopenbaard in heerlijkheid, dan zal de wereld erkennen dat zij het voorwerp is van de liefde van de Vader, zoals Hij de Zoon liefheeft. ‘Opdat de wereld erkent dat U Mij hebt gezonden en hen hebt liefgehad zoals U Mij hebt liefgehad’ (Joh.17:23).
13. Zij zijn ook de voorwerpen van de grote liefde van Christus Zelf.
Mannen, hebt uw vrouwen lief, evenals ook Christus de gemeente heeft liefgehad en Zichzelf voor haar heeft overgegeven, opdat Hij haar zou heiligen, haar reinigend door de wassing met water door het woord, Ef5:25-26
We lezen dat Christus de gemeente ‘voedt’ en ‘koestert’ (Ef.5:29). Hij bidt en pleit voor de gelovigen (Rom.8:34), Hij treedt voor hen ‘tussenbeide’ als de volmaakte Hogepriester (Heb.7:25), Hij leeft in hen (Gal.2:20) en Hij is de Voorspraak voor hen bij de Vader (1Joh.2:1). Deze liefde van Christus te kennen, die de kennis te boven gaat, Hem in alles centraal zetten, is de bediening van de Geest (Ef.3:19).
14. Er zal een volkomen verlossing zijn als de Heer Jezus onze sterfelijke lichamen zal veranderen.
Want ons burgerschap is in de hemelen, waaruit wij ook de Heer Jezus Christus als Heiland verwachten, die het lichaam van onze vernedering zal veranderen tot gelijkvormigheid aan het lichaam van zijn heerlijkheid, naar de werking van de macht die Hij heeft om ook alles aan Zich te onderwerpen. Fil.3:20-21
Zowel lichaam, ziel als geest zullen volmaakt verlost worden van alle gevolgen van de zonde, 1Thes.5:23. Bij de komst van de Heer Jezus zal dit alles in een oogwenk gebeuren (1Kor.15:51-52). Dit zal het einde van het geloof zijn (1Pet.1:9) en de genade die gebracht zal worden bij de openbaring van Jezus Christus vanuit de hemel (1Pet.1:13).
In mijn onvolkomen kennen heb ik geprobeerd enkele elementen van de overweldigende genade van God op te schrijven. Helaas gaat het in veel gemeenten niet meer over deze dingen, maar over onszelf. Het is daarom mijn poging dit geloof vast te houden en ervoor te strijden (Jud.1:3). Ik hoop dat de lezer de Vader van onze Heer Jezus Christus voor dit evangelie van de genade van God gaat prijzen en aanbidden.