Als Nehemia de muur heeft herbouwd, lezen we dat hij als eerste, met de poortwachters en de Levieten, zangers aanstelt (Neh.7:1). Dit leert ons dat lofzingen erg belangrijk is in het bewaken van de gemeente, waar de stad Jeruzalem met eromheen de muur, een beeld van is. De muur staat voor bescherming tegen kwade invloeden. De gemeente van God is de plaats waar God de Vader ontvangt wat Hem toekomt. Dit komt tot uiting in de liederen die er gezongen worden. Deze liederen zouden het kenmerk van dankbaarheid moeten hebben vanwege de ‘veelvoudige genade van God’ (1Pet.4:10).
…en spreekt tot elkaar in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, zingend en jubelend in uw hart tot de Heer, en dankt te allen tijde voor alles de God en Vader in de naam van onze Heer Jezus Christus, Ef.5:19-20
…terwijl u de Vader dankt, die u bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan het erfdeel van de heiligen in het licht; Kol.1:12
Laten wij dan door Hem voortdurend een lofoffer brengen aan God, dat is de vrucht van de lippen die zijn naam belijden. Heb.13:15
In onze liederen danken wij God de Vader in de naam van de Heer Jezus voor de grote genade die ons ten deel is gevallen in zijn Zoon. Hij heeft ons in Hem ‘bekwaam’ gemaakt, geschikt gemaakt om voor eeuwig deel te mogen hebben aan de hemelse erfenis in het licht. In Kol.3:16 komt daar nog bij dat wij via de liederen elkaar ‘leren’, en dus opbouwen in het geloof, 1Kor.14:12. Dit gebeurt door ‘geestelijke’ liederen, die in de samenkomsten worden opgegeven, zie 1Kor.14:16-17,26. Maar helaas is ook hier het verval ingetreden. Vaak worden er geen geestelijke liederen gezongen, maar liederen die niet overeenkomen met het woord van God. Ik zal wat voorbeelden noemen.
Zo zijn er liederen die niet dankzeggen of lofzingen, maar vragen zijn aan God van zaken die we in werkelijkheid allang bezitten. Vrijwel alle evangelische gemeenten en ook steeds meer traditionele kerken maken gebruik van de zangbundel ‘Opwekking’, uitgegeven door de gelijknamige stichting (welke diverse charismatische leringen promoot). Naast het feit dat er prima liederen in de bundel staan is er ook veel, erg veel dat niet voldoet aan dat wat de Bijbel als ‘geestelijke’ liederen aanduidt. Zo luidt de tekst van Opwekking lied 427:
Maak mij rein voor U als gelouterd goud, en zuiver zilver. Laat mij zijn voor U als gelouterd goud; puur goud.
En zingt men in Opwekking lied 811:
Was mij witter dan sneeuw, laat mij rein voor U staan. Zie niet om naar wat ik heb gedaan.
Opwekking 136, het bekende ‘Abba Vader’ heeft:
Laat mijn hart nooit koud zijn, Heer, laat mij nimmer gaan, Abba, Vader, laat mij zijn, slechts van U alleen.
Terwijl de Bijbel leert dat wij door Gods genade kinderen van God zijn en dat de Vader ons heeft gezegend met alle geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten in Christus, zingen velen tot de Vader ‘laat mij nooit meer gaan’. Is er geen zekerheid dat wij in Christus een nieuwe schepping zijn en deelhebben aan het eeuwige leven? Terwijl we in Ef.1:4 lezen dat we heilig en onberispelijk voor God staan in Christus, zingen velen ‘maak mij rein voor U’ (weliswaar bedoeld om een verlangen uit te drukken dat dit in de praktijk gebeurt, maar de woordkeuze ‘rein’ is ontleend aan onze positie voor God), of nog erger: ‘Zie mij voor U staan zondig en onrein’ (125). Dit is geen dankzegging, geen lofprijzing maar de taal van ongeloof!
Om nog maar te zwijgen over teksten als ‘Kom, o Heilige Geest’ (452,754), of ‘Vader, stort Uw Geest uit’ (522) alsof de Vader de Heilige Geest opnieuw zou moeten uitstorten, en dan ook nog ‘op alle volken die bestaan’ (522), waar de kennis van de gemeente van God die uit de volken wordt gevormd (Hand.15:14), totaal ontbreekt. En dit is dus wat men elkaar leert door dit soort liederen week in, week uit, te zingen.
Dan zijn er nog de liederen die gaan over onze toewijding. Zo luidt de tekst van Opwekking 582:
Jezus, alles geef ik U, wat ik ben en heb en wat ik ooit zal zijn. Alsof God de Vader tijdens een ‘ere'(!)-dienst wil horen wat zij voor Hem gaan doen! ‘Ik geef u mijn hart’ (501), U bent mijn doel’ (616), ‘ik geef mijn leven’ (481), etc. Voortdurend zegt men tegen de Vader wat zij voor Hem doen i.p.v. dat zij Hem danken voor wat Hij voor ons heeft gedaan. En dan zijn de meeste liederen ook nog in de ‘ik’-vorm, terwijl we als gemeente samen zijn. Tenslotte zijn er nog de ‘gevoelsliederen’, waar het allemaal gaat om het verlangen naar een ervaring met God. Opwekking 502 luidt o.a.:
Jezus, ik wil heel dicht bij U komen, in Uw nabijheid wil ik zijn. Zo dicht bij u voel ik uw liefde stromen. Opwekking 566: Ik verlang naar Uw aanwezigheid, in alles wat ik doe.
Ik voel Uw kracht en stijg op als een arend (488), Til mij op, neem mij in uw armen. Til mij op, houd mij dicht tegen U aan. Til mij op, ik wil U omarmen. Til mij op en laat mij niet meer gaan (581). God, ik heb u nodig (763).
En zo staan er vele van dit soort liederen in deze bundel. Zonder er erg in te hebben komt de geest van ongeloof, hang naar gevoel en ervaring en het ik-gerichte denken de gemeente binnen. Juist doordat er zoveel slechte liederen tussen de goede liederen staan, is er geen selectie meer en zingt men wat de ‘aanbiddingsleider’ hen voorschotelt, zonder na te denken of het wel volgens het woord van God is en tot eer van God de Vader. Overigens geldt deze waarschuwing voor alle liedbundels die worden gehanteerd.
Een gemeente is daarmee ‘afhankelijk’ van de ‘aanbiddingsleider’. Vaak zijn dit vrouwen, die over het algemeen meer naar gevoel en emotie neigen. Bovendien is dit helemaal niet de plaats van de vrouw in de gemeente, om op deze manier leiding te geven. Vaak zijn deze ‘aanbiddingsleiders’ ook nog jonge gelovigen die in hun geloofsleven nog niet de gezonde leer kennen en de gemeente meenemen in een sfeer van gevoel en ervaring.
De Heer Jezus zegt in Heb.2:12: ‘In het midden van de gemeente zal Ik u lofzingen’. Zo is het bedoeld, dat de Heer Zelf in de gemeente de Vader grootmaakt. En als wij de Heer Jezus aanbidden, eren wij de Vader. Daar waar de Heilige Geest (die immers gekomen is om Christus te verheerlijken) de liederenkeuze bepaalt, is het de Heer Jezus die via onze monden de Vader prijst. Het gaat dan niet meer over onszelf, wat wij willen voelen of hoe wij de Heer gaan dienen, maar dan zal er pure aanbidding zijn naar Joh.4:23-24. Vertellen, via de liederen aan de Vader hoe groot de Heer Jezus is voor onze harten. Waar dat gebeurt, zijn de ‘zangers’ werkelijk actief om de ‘muur’ van de gemeente sterk te maken. Dan stijgt er een ‘geur’ vanuit de gemeente omhoog naar de Vader. Een geur welke spreekt van zijn Zoon.
Door U, Heer Jezus is het leven, onsterf’lijkheid aan ’t licht gebracht. Eens zult U ons met eer omgeven en deelt met ons Uw troon en macht. Is ’t Vaderhuis straks onze woning, dan zullen wij U zien, o Heer. Daar vindt Uw liefde haar bekroning en brengen wij u eeuwig eer. Bundel Geestelijke liederen, lied 40 couplet 2.