De afgelopen week (juni 2024) verscheen een artikel op cvandaag.nl over het spreken in tongentaal of ‘klanktaal’. Wim Grandia heeft daar onlangs een preek over gehouden, wat als artikel op de website is samengevat. Meerdere mensen hebben mij daar inmiddels op gewezen en uitten hun zorg. Aangezien Grandia onlangs een boek heeft uitgegeven over Openbaring waardoor veel broeders en zusters hem als ‘Bijbelgetrouw’ bestempelen, is er het gevaar al het andere onderwijs dat hij geeft, bij voorbaat ook wel als Bijbelgetrouw aan te nemen. Juist omdat zijn boek over Openbaring (en ook de studies over Daniël) zeer waardevol onderwijs bevat, is het des te meer zo jammer dat Grandia daarnaast ook leert dat iedere gelovige in tongen zou moeten spreken want het is volgens hem ‘één van de kenmerken van een christenleven’ (zie onder).

In het verloop van juni 2024 voegden de bekende spreker van de kerk ‘Mozaïek’, Kees Kraayenoord, en Kees Goedhart zich (ook op cvandaag.nl) bij Grandia door te beweren dat we ‘ontspannen’ om moeten gaan met tongentaal. Kraayenoord beweert geen idee te hebben wat wat hij zegt als hij in tongen bidt, maar hij weet ondanks dat, toch zeker dat ‘Jezus wordt grootgemaakt’. Goedhart beweert:

Als je in tongen bidt, bid je voor zaken waar je verstand nooit op was gekomen. Zaken die God belangrijk voor je vindt, maar waar je verstand te beperkt voor is om te weten.

Hoewel zowel Kraayenoord als Goedhart beiden duidelijk beweren totaal niets te begrijpen van wat ze zeggen, bevelen ze deze ‘gave’ toch aan! Goedhart noemt het zelfs ‘een heerlijke gave’. Ik acht het zeer schadelijk voor een gezond geloofsleven om deze ‘gave’, zoals deze door Grandia, Kraayenoord en Goedhart (en velen met hen) worden voorgesteld, na te streven. Het zal een op ervaringen gericht leven veroorzaken en niet een leven door het geloof. Daarom heb ik mijn eerdere artikel over dit onderwerp aangepast en uitgebreid. God wil dat gelovigen enkel en alleen in zijn Zoon vreugde vinden, door het geloof. Iedere ervaring die wordt toegevoegd, is ‘dood in de pot’ (2Kon.4:40). Vanuit de Bijbel wil ik daarom de uitspraken van in het bijzonder Grandia toetsen, ter waarschuwing, opdat de lezer zelf mag zien in hoeverre deze afwijken van hetgeen geschreven staat in het woord van God.

Voordat ik dat doe eerst dit: de Bijbel spreekt niet over ’tongentaal’ of over ‘klanktaal’, maar over ’talen’ (Gr. ‘glossolalie’), in de betekenis van ‘bestaande talen’. Woorden als ’tongentaal’ of ‘klanktaal’ zijn dus al niet Bijbels. Toch beweert Grandia ‘dat tongentaal soms mensentaal kan zijn’. Hij denkt dat deze talen dus meestal geen talen van mensen zijn. We zullen zien hoever hij is afgedreven van het nuchtere onderwijs van de Bijbel.

Boven het artikel staat: ‘Spreken in tongen is één van de kenmerken van het christenleven’. Dit is een leugen. Ik kan er niets anders van maken. Als dit waar zou zijn, zouden we dit namelijk in de Bijbel lezen. We vinden dit echter nergens. In zijn brieven aan de volwassen gemeenten in Efeze en Filippi rept Paulus er met geen woord over. In zijn tweede brief aan Timotheüs, waarin hij hem wil wapenen voor de gevaren van de laatste dagen schrijft Paulus met geen letter over het spreken in talen. In geen enkele brief van Jakobus, Petrus of Johannes wordt over het spreken in talen gesproken. Sterker nog, Paulus schrijft: ‘spreken soms allen in talen?’ (1Kor.12:30), waarbij het antwoord overduidelijk ‘nee’ is, het tegenovergestelde dus van wat Grandia beweert. Slechts enkelen bezitten deze gave, net zoals dat voor de andere gaven geldt. In geen enkele brief van het Nieuwe Testament vinden we een opdracht om in talen te spreken. De enige brief waar er over talen wordt gesproken is aan Korinthe en de reden daarvoor heb ik hier beschreven.

In Markus en Handelingen lezen we ook over het spreken in talen, maar daar kom ik verderop op terug. Overal waar het in de Bijbel over talen gaat, worden heel nuchter bestaande, verstaanbare talen bedoeld, zoals in Hand.2, en dat ten behoeve van de luisteraars. ‘Hoe horen wij hen dan ieder van ons in zijn eigen taal waarin wij geboren zijn? (Hand.2:8). ’ Grandia beweert echter: het een taal van intimiteit tussen mensen en hun hemelse Vader (…) Door het spreken in tongen ontstaat er een diepere verbinding tussen jouw geest en de Heilige Geest.’

Het is de bekende charismatische retoriek, louter en alleen gebaseerd op ervaring en niet op het woord van God. Nergens leert dit woord over een ‘taal van intimiteit’ of een ‘diepere verbinding’. De Heer Jezus, ons Voorbeeld, sprak niet in talen, Hij die de diepste intimiteit met de Vader kende op aarde. We lezen niet dat Petrus, Stefanus, Filippus, Timotheüs, Johannes of Jakobus wat betreft hun leven met God in talen spraken. Toch waren zij vervuld met de Geest. Het woord van God leert zoals ik eerder schreef, dat sommigen in talen spraken, wat deze stellingen al onderuithaalt. Want als er werkelijk een ‘taal van intimiteit’ nodig zou zijn, zou de Vader deze niet aan allen geven?

Wat leert de Bijbel dan wél over het spreken in talen? Paulus schrijft dat het spreken in talen een teken is voor de ongelovigen (1Kor.14:22, met een citaat uit Jes.28:11 waaruit blijkt dat hiermee de Joden in ongeloof worden bedoeld). Petrus en de overige apostelen spraken in talen in Hand.2 tot een teken voor de ‘Joden (…) uit elk van de volken die er onder de hemel zijn’ (Hand.2:5). Dit is ook de reden dat Paulus meer dan wie ook in talen sprak. Hij was immers overal in de toenmalige wereld onder de Joden om het evangelie te brengen, zie 1Kor.14:18, zie verderop. Dit komt overeen met Mark.16:17 waar het spreken in ‘nieuwe talen’ ook in het rijtje worden genoemd van de tekenen. Het is toch zeer frappant dat Grandia uit dit rijtje tekenen van Mark.16:17-18 de talen eruit pikt, maar over het opnemen van slangen of het drinken van gif nooit spreekt.

Talen zijn dus altijd tekenen voor ongelovigen en geen ‘extra’ middel voor de geestelijke groei voor gelovigen.

Uiteraard komt Grandia ook met het bekende vers over het stichten van jezelf. Hij zegt: Tongentaal is volgens 1 Korinthe 14 bedoeld voor je persoonlijke omgang met God: Iemand die in klanktaal spreekt is daar alleen zelf bij gebaat (1Kor.14:4). Bij andere gaven lezen we nadrukkelijk dat het tot opbouw is van de gemeente, maar tongentaal bouwt alleen jezelf op’.

Wat een stuitende onkunde van Gods woord! Dit zou dus betekenen dat alle gaven van genade bedoeld zijn tot opbouw van de gemeente, behalve de talen want die zijn tot opbouw van jezelf. Maar wat leert de Bijbel? Dat alle gaven zijn gegeven tot opbouw van de gemeente. Zoals alle leden van het lichaam elkaar dienen, zo zijn ook de gaven bedoeld. Dit is de eenvoudige betekenis van 1Kor.12. Zoals er in ons lichaam ook niet één lid is dat voor zichzelf functioneert i.p.v. voor het geheel, zo is er ook geen enkele gave bedoeld voor de gelovige zelf! De Geest geeft gaven van genade enkel en alleen om de anderen te brengen tot ‘de eenheid van het geloof en de kennis van de Zoon van God’, Ef.4:13. Een veelvoud van teksten uit 1Kor, bewijst dit.

1Kor.12:7: ‘Aan ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is’.

1Kor.12:25: ‘Maar de leden voor elkaar gelijke zorg dragen’.

1Kor.14:3: ‘Wie profeteert, spreekt voor mensen tot opbouwing, vermaning en vertroosting’.

1Kor.14:4: ‘Wie profeteert, bouwt de gemeente op’.

1Kor.14:5: ‘Opdat de gemeente opbouwing ontvangt’.

1Kor.14:6: ‘Welk nut zal ik u doen?’

1Kor.14:7: ‘Hoe zal men weten …?’

1Kor.14:8: ‘Wie zal zich gereedmaken?’

1Kor.14:9: ‘Hoe zal men weten …?’

1Kor.14:12: ‘Tot de opbouwing van de gemeente’.

1Kor.14:16: ‘Hoe zal hij … de onkundige … amen zeggen?’

1Kor.14:16: ‘Hij weet immers niet wat u zegt?’

1Kor.14:17: ‘De ander wordt niet opgebouwd’.

1Kor.14:19: ‘Om ook anderen te onderwijzen’.

1Kor.14:26: ‘Laat alles gebeuren tot opbouwing’.

1Kor.14:31: ‘Opdat allen leren’.

1Kor.14:31: ‘En allen vertroost worden’.

Hoofdstuk 13 in zijn geheel heeft het over de liefde, die op uitzonderlijke wijze een vrucht is voor anderen. Een boom draagt immers geen vruchten voor zichzelf. ‘De liefde zoekt niet haar eigen belang’, 1Kor.13:5. Paulus brengt een correctie aan op de situatie in Korinthe. Zij waren ‘opgeblazen’ en wilden zichzelf in het middelpunt stellen door te spreken in talen. Dit moeten we goed voor ogen houden. Het is geen voorschrift van hoe een gemeente zou moeten functioneren, maar een rechtzetten van een kromme praktijk tot onze lering. Paulus spoort de Korinthiërs aan te stoppen met zelfverheerlijking middels de gaven en anderen erdoor op te bouwen. Hij schrijft dat zij niet alleen met de geest, maar ook met het verstand moesten bidden en lofzingen (1Kor.14:14-15). Dit heeft niets met ‘aanbidding in tongen’ te maken, zoals Grandia beweert, maar met het uiten van begrijpelijke, verstaanbare woorden in gebed en in het lofzingen in de samenkomsten van de gemeente, opdat de anderen erdoor worden opgebouwd!

Hoewel het spreken in talen dus tot een teken diende voor de Joden, vermaande Paulus de Korinthiërs om, als er iemand in een taal sprak, dit uit te leggen, opdat de rest erdoor zou worden opgebouwd. Daarom moet hij die in een taal spreekt, bidden dat hij het mag uitleggen, 1Kor.14:13.

Grandia zegt ook nog: ‘Iedere christen mag in gebed vragen om de gave van het spreken in tongen. Je hoeft niet een bepaald geestelijk niveau te bereiken. God wil uit genade deze gave schenken, (…) Je mag God concreet vragen om vervulling van de Heilige Geest en de gaven van de Geest. Zo eenvoudig is het’. Ik zou deze broeder willen vragen: Waar lezen we in het woord van God dat wij moeten vragen om de vervulling van de Heilige Geest en om de gaven (niet: van de Geest, maar) van genade? Schrijft de apostel Paulus ergens: ‘vraag om de gaven van genade?’ Immers nee!

Grandia beweert vervolgens met een beroep op 1Kor.14:1 (‘Jaagt naar de liefde en streeft naar de geestelijke uitingen, maar vooral, dat u mag profeteren’): ‘De woorden ‘najagen’ en ‘nastreven’ geven aan dat van gelovigen een actieve houding wordt gevraagd’. Het gaat hier notabene om exact het tegenovergestelde als wat Grandia beweert, namelijk dat een gemeente moet streven naar wat het beste is voor de ander, dat is het profeteren en dus niet het spreken in onverstaanbare talen (tenzij uitgelegd)! Zegt Gods woord niet eenvoudig m.b.t. de gaven: Maar al deze dingen werkt één en dezelfde Geest, die aan ieder afzonderlijk toedeelt zoals Hij wil’ (1Kor.12:11). Als de Geest naar zijn eigen wil uitdeelt, waarom zou ik er dan nog om moeten vragen? En waarom zou men dan moeten bidden deze gave ‘te ontvangen’?

Grandia zegt vervolgens dat er ‘geen stappenplan’ voor is, en dat de Vader bepaalt waar en hoe men deze gave zal ontvangen. Eerst zegt hij dus dat iedereen erom moet vragen, omdat het een ‘taal van intimiteit’ is, maar vervolgens dat de Vader bepaalt wie en hoe deze gave ontvangen wordt. Dus dan zou de Vader bepalen wanneer iemand deze intimiteit met Hem zou kunnen ‘beleven’. Sommige van zijn kinderen zouden dan achtergesteld zijn in het kennen van Hem omdat het hen nog niet ‘gegeven is’! Gods woord zegt echter dit:

En omdat u zonen bent, heeft God de Geest van zijn Zoon in onze harten uitgezonden, die roept: Abba, Vader! Gal.4:6

Alle gelovigen hebben alles al ontvangen om de Vader te kennen. Paulus bidt in Ef.1:17 dat de gelovigen verlichte ogen van het hart mogen ontvangen om Hem te kennen. Hij bidt niet om de gave van talen. De talen hebben hier dus helemaal niets mee te maken. Zij waren alleen aan sommigen gegeven met een reden. Het was een duidelijk hoorbaar teken. ‘Wie in een taal spreekt, spreekt niet voor mensen, maar voor God (1Kor14:2). Men sprak over de ‘grote daden van God’, Hand.2:11, tot zijn eer. Dit betreft zijn daden in Christus. Dit werd hoorbaar uitgesproken voor anderen. In Hand.2 horen samengestroomde Joden ineens dat God wordt grootgemaakt in de taal van hun heidense geboorteland. De Joden waren verspreid onder de heidenen dus voor het eerst wordt God grootgemaakt, zie Hand.10:46, niet in de Hebreeuwse taal, maar in een heidense taal! Overal waar in het boek Handelingen in talen wordt gesproken had het deze teken-functie. Daar waar in het boek Handelingen wordt gesproken over geestelijke groei en toerusting in de gemeenten wordt nergens over talen gesproken maar over het spreken in verstaanbare, begrijpelijke woorden, tot versterking van het geloof (Hand.15:32,41;18:23).

De gesproken taal in de gemeente van Korinthe had daarom ook een teken-functie voor de aanwezige Joden. De gelovige Grieken verstonden het niet en het was dus niet tot opbouw. Er moest uitleg zijn anders moest de talenspreker zwijgen, 1Kor.14:28. De ongelovige heidenen die een samenkomst bezochten hadden er ook niets aan, zie 1Kor.14:23. Voor de Jood was de taal een teken dat Gods Geest ook op heidenen was uitgestort én dat dit voor hen een oordeel inhield!

Terug naar Grandia. Hij beweert: ‘De Bijbel zelf geeft aan hoe belangrijk het is. Zo lezen we in het eerste vers van 1 Korinthe 12: ‘Wat nu de geestelijke gaven betreft, broeders, wil ik niet dat u onwetend bent.’ Dit is een hele actuele tekst. In de volle breedte van christelijk Nederland is er veel onwetendheid over tongentaal’.

Ook hier zien we weer het selectieve gebruik van de Bijbel om het eigen standpunt te ‘bewijzen’. Paulus schrijft namelijk niet in 1Kor.12:1 over de geestelijke gaven maar over de geestelijke uitingen (Gr. pneumatika). Zijn hele punt is dat alles wat door de Heilige Geest wordt bewerkt zal leiden tot ‘Jezus is Heer’ (1Kor.12:3), het aanvaarden en uitleven van zijn heerschappij. Maar er zijn ook andere geestelijke uitingen, die zullen dit effect niet sorteren maar de mens en zijn ervaringen op de voorgrond stellen en dat is nu precies wat Grandia doet. Hij zegt namelijk ook: ‘Ik wilde meer ervaren van de Heilige Geest’ (…) ‘Dit is wat ik wil’. Om zijn verlangen Bijbels te onderbouwen vult hij dit in bij de discipelen die wachtten op de komst van de Trooster. Grandia zegt:

‘Voordat het zover was kwamen gelovige mannen en vrouwen in een bovenzaal in Jeruzalem bijeen om tien dagen te bidden. Zo groot was hun verlangen naar de uitstorting van de Geest’.

Het wachten en bidden van de discipelen in Hand.1 had echter niets te maken met het verlangen naar ervaringen, maar met het verlangen de getuigen van Christus te zijn, zoals Hij zelf had aangekondigd in Hand.1:8. Grandia wilde meer ervaren van de Heilige Geest. Zijn verlangens gingen uit, zoals bij zovelen, naar een geestelijke ervaring en niet naar het leren kennen van de Heer Jezus door het geloof (2Pet.3:18). Dit kost tijd en vergt geduld. Maar mensen willen een ervaring en wel nu meteen. Hier heb ik uitgelegd dat het geloof in onze identificatie met Christus de gezonde bodem is voor geestelijke groei en dat het zoeken naar ervaringen dit ernstig belemmert.

‘Talen zij zullen verstommen’, schrijft Paulus in 1Kor.13:8 en dat is ook gebeurd. Toen het fundament van de gemeente was gelegd en het oordeel definitief over Israël was uitgesproken doordat de Romeinen hun tempel verwoestte in het jaar 70, was deze gave niet meer nodig. Vandaag wordt er dus niet meer in talen gesproken zoals destijds om de eenvoudige reden dat het oordeel al is aangezegd aan Israël en zij definitief terzijde zijn gezet totdat de gemeente voltallig is. Het teken van de talen is niet meer nodig in dezelfde mate als toen. Ik sluit niet uit dat God in zijn soevereiniteit deze gave nog in bijzondere omstandigheden als teken wil gebruiken, maar een gave voor gelovigen om zo een soort extra intimiteit met God op te bouwen is het zeker niet.

Laat ik tenslotte duidelijk zijn. Zij die vandaag beweren te communiceren met God in een bijzondere, onverstaanbare taal misleiden zichzelf. De bewering van Kees Goedhart dat bidden in talen het vragen is aan God om zaken waar je verstand ’te beperkt voor is’, raakt kant noch wal. Dit leert de Bijbel nergens zoals ik heb aangetoond. Hun zelfbedrog vindt zijn oorsprong in het centrale zenuwstelsel, onder invloed van een emotionele sfeer die wordt gecreëerd waarin de psychologische druk wordt opgevoerd (het voortdurend om de ‘zegen’ bidden en het eindeloos herhalen van ‘Jezus’ of bepaalde liederen). Niet zelden zien we mensen in depressies raken na verloop van tijd. Ik spreek uit ervaring. De talen die worden gebrabbeld hebben niets te maken met de Heilige Geest. Ik ben er dan ook mee gestopt toen ik vanuit het woord van God leerde waar ik mee bezig was.

Ook zijn zij die naar deze ervaring streven vatbaar voor allerlei misleidingen vanuit de charismatische beweging (waar vaak de handen worden opgelegd om de ‘zegen’ te ontvangen), wat ook is bewezen in de loop van de tijd. Vrijwel iedereen die in talen denkt te spreken (lees: in onverstaanbaar gebrabbel wat klanken uit), is een aanhanger van één of meerdere charismatische misleidingen. Het is zelfs soms zo, dat zij de leugens over het genezen van honderden mensen en het opwekken van doden blijven geloven en verkondigen, terwijl de werkelijkheid totaal anders is omdat deze dingen helemaal niet gebeuren!

Men spreekt soms ook over het spreken in talen als een als geestelijk wapen. Demonen zouden er een hekel aan hebben. Dat dit grootmaken van God in talen/tongen de bevrijdingsbediening krachtig ondersteunt, is ook iets wat de Bijbel niet leert. Ze spreekt in dit verband er niet over, hoewel sommigen zeer creatief zijn in het toch willen ‘bewijzen’ dat tongentaal in de geestelijke strijd o zo belangrijk is. Ook Grandia beweert dat het spreken in tongen hem helpt in pastorale gesprekken en in het voorbereiden van preken. Zodoende spreekt hij over het ‘bidden in de Geest’, uit Judas vers 20 om zo zijn eigen ervaringen te ‘bewijzen’, maar in deze uitdrukking is geen enkele sprake van de gave van het spreken in talen tenzij je het erin wilt lezen. De drie teksten waar men altijd weer naar verwijst vinden we in:

1. Rom.8:26 waar we lezen dat de Geest voor ons pleit met onuitsprekelijke verzuchtingen. Hier staat ‘voor’ en niet ‘door’, een groot verschil. Niets in dit gedeelte wijst op geestelijke strijd met boze machten, maar over ons zuchten in een schepping die vruchteloos is geworden. Er is dus weinig tot geen ruimte om hier een bidden van de Geest door ons heen in te zien.

2. Ef.6:18 waar Paulus de lezers oproept voor hem te bidden in de Geest. Men leest hier graag het spreken in talen in, maar ‘bidden’ in de Geest is een geestelijk bidden, naar Gods wil, in de naam van Jezus (Joh.14:13) en in Zijn kracht. Paulus vraagt hier ook specifiek waarvoor men moet bidden (wat in een onverstaanbare taal nogal lastig is), namelijk de ondersteuning voor zijn evangelieverkondiging waar de hemelse roeping centraal staat. Dat was zeker een strijd (zie Kol2:1), maar niet de strijd die sommigen erin willen zien, namelijk in de bevrijdingsbediening.

3. Jud.1:20, ook hier staat weer ‘bidden in de Heilige Geest’. Zie punt 2. Geen sprake van geestelijke strijd in dit vers. Bidden in overeenstemming met de Heilige Geest is bidden dat de Heer Jezus mag worden verheerlijkt in ons leven en in dat van de gemeente. Wees waakzaam! Laat u niet misleiden door te streven naar ervaringen. Richt u liever op het woord van God en op de Heer Jezus die ons daarin wordt voorgesteld. Dán zult u evenwichtig in uw geloofsleven worden.

Tenslotte beweert Grandia: ‘Spreken in tongen doet iets met je geest. Dat geeft blijdschap, vrede, rust en inzicht’. De Bijbel leert ons echter dat ware blijdschap, vrede en rust niet komen uit een ervaring, maar uit het kennen, door het geloof, van de Heer Jezus. De Heer Jezus zegt: ‘Vrede laat Ik u, mijn vrede geeft ik U’ (Joh.14:27), ‘dit heb ik tot u gesproken opdat mijn blijdschap in u is en uw blijdschap volkomen wordt’ (Joh.15:11), en: ‘opdat zijn mijn blijdschap volkomen hebben in zichzelf’ (Joh.17:12). Hij zei er niet bij: ‘Dit geldt alleen als je in talen bidt’. Het is daarom een zeer misleidende boodschap die Grandia heeft gehouden, niet in overeenstemming met wat er staat geschreven in Gods woord. Ik heb er een lang artikel van gemaakt omdat ik mij grote zorgen maak over dit soort ‘Bijbeluitleg’. Het is een rookgordijn dat wordt opgehangen, een verwarrende mix van onjuist uitgelegde Bijbelteksten en ervaringen. Helaas zijn steeds meer mensen hierin onwetend en blijven hem een podium geven, ook op plaatsen waar men onbekend is met deze dingen. Hierdoor is er een groot gevaar dat steeds meer mensen, ook uit behoudende kringen, zich zullen laten overhalen tot het streven naar dit soort ervaringen die niet van de Heilige Geest zijn, maar van de menselijke ziel.

Lees ook dit artikel van Ger de Koning, van harte aanbevolen!

Ter aanvulling een aantal argumenten waar talensprekers mee komen om mijn uitleg onderuit te willen halen. Als men de ervaring die men koestert wil stellen boven het woord van God, dan is de inhoudelijke discussie zinloos. Toch wil ik voor de onderzoekende lezer deze argumenten op een rij zetten zodat deze bewaart blijft voor dwaling op dit gebied.

  1. Paulus schrijft ‘niemand verstaat het’ en ‘hij spreekt geheimenissen’, (1Kor.14:2) en ‘mijn vertand is onvruchtbaar’ dus het zijn juist geen verstaanbare talen. Antwoord: De talen waren voor de Korinthiërs zelf niet te verstaan, (dus werd hun verstand niet gevuld met opbouwende woorden), maar juist voor de ongelovige Jood wel. Paulus schrijft immers aan de Korinthiërs, opdat zij de gaven van genade zouden gebruiken tot opbouw van elkaar. Door in talen te spreken werd niemand opgebouwd want geen van de Korinthische gelovigen verstond het.
  2. Er zijn toch veel Bijbelgetrouwe christenen die in talen spreken? Die kun je toch niet zomaar wegzetten als ervaringsgericht? Antwoord: Dat kan zeker wel. Er zijn immers ook veel Bijbelgetrouwe christenen die de wet hanteren als leefregel en daar is ook van alles mis mee. Mijn norm is niet de praktijk van anderen, maar wat de Bijbel leert.
  3. Het is geen argument om te stellen dat er alleen in de eerste brief aan de Korinthiërs wordt geschreven over de talen. Er wordt immers ook niet in elke brief geschreven over de doop. Antwoord: Dit is een valse tegenstelling. De doop is een eenmalig iets (die overigens in Romeinen, 1 Korinthe, Efeziërs, Kolossenzen en 1 Petrus wordt genoemd), terwijl de talen volgens deze mensen essentieel is voor het geestelijke leven. Dan zou men verwachten dat het in minstens meer dan in één brief voorkomt, hetgeen niet het geval is.
  4. Als u die ervaring niet kent, hoeft u hem toch niet te diskwalificeren? Antwoord: Ik heb deze ervaring wel degelijk gekend. Bovendien is de Bijbel leidend en niet mijn ervaring.
  5. We lezen nergens dat de apostelen gedoopt werden in water dus is het ook geen argument om te beweren dat zij niet in talen zouden hebben gesproken na Handelingen 2. Antwoord: We lezen wel van allemaal dat zij zich verheugden in de Heer Jezus en dat ook aan de lezers opdragen. Dan zou het spreken in talen zeker door één van hen genoemd worden als dit tot opbouw zou zijn van het geestelijk leven. Dit doen ze niet, dus is dit niet het geval.
  6. In grote nood en beklemming kan de Heilige Geest ons via de talen sterken, dat is mijn ervaring. Antwoord: De Bijbel leert dit niet. De Geest bidt voor ons, niet door ons (Rom.8:26) en wij mogen in grote nood tot de troon van de genade gaan om hulp te ontvangen op de juiste tijd (Heb.4:14-16). Als Paulus zijn grote nood beschrijft in 2Kor. 4 en 11 rept hij met geen woord over deze gave van het spreken in talen.
  7. Paulus sprak meer dan allen in talen (1Kor.14:18). U zegt dat dit bestaande talen waren. Hoe moet ik mij voorstellen dat hij verkondigt, onderwijst en vanuit de Schrift redetwist met de Joden als hij dat moet doen met een onvruchtbaar verstand? Antwoord: Dit gaat uit van een verkeerd beeld van wat het spreken in talen is. Het is in een vreemde taal (waarin de verstrooide Joden waren grootgebracht) de grote daden van God verkondigen (Hand.2:11), en dit als een teken (Mark.16:17; 1Kor.14:22). Dit teken trok de aandacht waarna Paulus de Joden in hun eigen taal kon onderwijzen. Ze spraken immers prima Hebreeuws.
  8. Wat is er mis met jezelf opbouwen zodat je wat kunt betekenen voor de ander? Dat doen we toch ook door het Woord te lezen en onderwijs te ontvangen?  Onszelf opbouwen doen we toch ook lichamelijk door ons te voeden en te rusten? God heeft deze gave er kennelijk ook voor bedoeld. Vervolgens kunnen we elkaar opbouwen. Antwoord: Het ‘jezelf opbouwen’ wordt door Paulus niet als iets positiefs bedoeld, als dit namelijk zo was dan zou hij er op andere plaatsen over schrijven. De gemeente in Korinthe gebruikte de gaven verkeerd en dát is de context van 1Kor.14.
  9. Paulus zet het misbruik recht, maar hij moedigt het spreken in talen toch juist aan? Antwoord: Tenzij het wordt uitgelegd, anders moest de talenspreker zwijgen (1Kor.14:28). Hiermee wordt volstrekt duidelijk dat iedere uiting door de Heilige Geest begrijpelijk moet zijn voor ieders verstand. De vraagsteller spreekt zichzelf tegen door te willen suggereren dat de talen onverstaanbaar waren voor iedereen (zie punt 1), maar er zijn dus toch uitleggers.
  10. Paulus stelt in andere gedeelten dat we mogen vragen om bepaalde zaken, zoals bijv. het vervuld worden met een geest van wijsheid en kennis (Ef.1:15-18). Waarom zouden we dan niet mogen vragen om de gave van talen? Antwoord: Omdat juist in de context van dit onderwerp Paulus zegt: ‘Streef naar de genadegaven, maar vooral dat u mag profeteren’ (1Kor.14:1).