Als het gaat om het huis van God, de gemeente en de orde die daar zou moeten heersen (1Tim3:15) vermaant Paulus Timotheüs dat hij sommigen moet bevelen (!) geen andere leer te brengen (1Tim1:3). Er zijn namelijk binnen de christenheid sommigen die zich hebben gewend tot ‘zinloos gepraat’ (1Tim1:6). Paulus schrijft over hen:

Zij willen leraars van de wet zijn, zonder te begrijpen wat zij zeggen of waarover zij zich zo stellig uitspreken. 1Tim1:7

De Bijbelstudie die ik hierover heb gehouden heb ik in dit artikel uitgebreid uitgewerkt. Deze ‘leraars’ van de wet vinden we namelijk vandaag bijna overal. Het zorgt voor teleurstelling, veroordeling en wanhoop in de levens van veel gelovigen. Het leidt niet tot zegen en groei, maar tot een ongezonde focus op onszelf. Via de wet roemt bovendien het vlees, maar God is duidelijk: ‘Wie roemt, laat hij roemen in de Heer’ (1Kor1:31). Het belangrijkste in ons leven als christenen is dat wij ‘voor God vrucht dragen’ (Rom7:4). De Heer Jezus leert ons dat hierin de Vader verheerlijkt wordt, als wij ‘veel vrucht’ dragen (Joh15:8). Dit zijn de ‘goede werken’ (Mat5:16; Ef2:10; Tit2:14), de ‘vrucht van de Geest’ (Gal5:22), het karakter van de Heer Jezus Zelf die ‘gestalte’ (Gal4:19) in onze levens behoort te krijgen. Gods verlangen om een mens te scheppen naar zijn eigen beeld en gelijkenis (Gn1:26), wordt in de laatste Adam werkelijkheid (1Kor15:48). Als Christus in ons is (Kol1:27), groeit er een vrucht van de gerechtigheid door Hem (Fil1:11).

De enige weg tot deze vrucht is de geleidelijke, geestelijke groei, door het geloof, in Christus (2Pet3:18). De tegenstander van God, de oude slang, de duivel weet dit ook en probeert ons te misleiden opdat er geen vrucht zal zijn, maar iets dat er uiterlijk gezien precies op lijkt, een ‘schijn van godsvrucht’ (2Tim3:5), een uiterlijke gerechtigheid (2Kor11:15; Fil3:9). Eén van zijn meest succesvolle listen hiervoor is de gelovigen onder de wet te plaatsen via de ‘leraars van de wet’. Maar wat zij brengen is volgens de Bijbel ‘zinloos gepraat’, het moet hen bevolen worden hiermee te stoppen. Wat zij leren klinkt allemaal heel logisch. De wet is immers door God gegeven, heilig, rechtvaardig en goed (Rom7:12) en dus klinkt het erg aannemelijk om te leven naar deze wet. Verreweg de meeste waarschuwingen in het NT betreffen de listen van wettische misleiders. De Heer Jezus waarschuwt voor dit ‘zuurdeeg van de Farizeeën’ in Mat16:6, in Handelingen 15 speelt deze kwestie vanwege ‘sommigen van Judéa’ en Paulus waarschuwt voor hen o.a. in zijn brieven aan de Korinthiërs, de Galaten, de Filippenzen, de Kolossenzen, Timotheüs, Titus en de Hebreeën.

Er zijn grofweg drie variaties van het gebruik van de wet binnen de christenheid vandaag:

A: Als de tien geboden, vooral in de Reformatorische gezindte.

B: Als de Thora, men leeft als Joden, vooral in de Messiaanse beweging.

C: Als totale overgave, vooral in de evangelische beweging.

Laten we eerst kijken wat de Bijbel leert over de relatie van de gelovige tot de wet, en dat is dus veel want deze misleiding speelt al vanaf het begin. ‘De’ wet (met lidwoord) is dat wat God aan Israël gaf op de Sinaï, samengevat in de tien woorden (Ex20) en ‘wet’ (zonder lidwoord) is het werk van de wet welke is geschreven in de gewetens van de volken (Rom2:14-15). Het principe van de wet is: ‘Doe dit en u zult leven’ (Lev18:5; Gal3:12), terwijl het principe van genade is: ‘Ik geef leven en u zult doen’. De wet eist als voorwaarde voor zegen, terwijl de genade geeft als voorwaarde voor vrucht. Er staat geschreven in 1 Timotheüs 1:8-10:

Maar wij weten dat de wet goed is als iemand haar wettig gebruikt, doordat hij dit weet dat de wet niet bestemd is voor een rechtvaardige, maar voor wettelozen en weerspannigen, voor goddelozen en zondaars, voor onheiligen en ongoddelijken, voor vadermoorders en moedermoorders, voor doodslagers, hoereerders, hen die bij mannen liggen, mensenrovers, leugenaars, meinedigen en al wat verder ingaat tegen de gezonde leer.

Het staat hier duidelijk: de wet is niet bestemd voor de rechtvaardige, maar voor de mens zonder God. De gelovige is namelijk niet onder de wet, maar onder de genade (Rom6:14). De wet is bedoeld om de goddeloze mens duidelijk te maken dat hij hopeloos tekortschiet in het volbrengen van Gods heilige eisen en dat hij een Verlosser nodig heeft, want de wet doet zonde kennen (Rom3:20; 4:15; 7:8; 1Kor15:56). Deze eisen van God kent de ongelovige enigszins via zijn geweten. Zonder wet is er immers geen overtreding (Rom4:15). Als er geen borden langs de snelweg staan met daarop de maximaal toegestane snelheid, ben ik geen overtreder als ik die snelheid overtreed. De wet heeft dan geen grond mij te bekeuren. Door Gods wet wordt duidelijk wanneer de mens Gods heilige eisen overtreedt. Aangezien het vlees, de natuur van de mens krachteloos is om de wet te volbrengen (Rom8:3), veroordeelt de wet hem. Daarom is de wet een ‘bediening van de dood’ en ‘van de veroordeling’ (2Kor3:7,9). Het maakt van de mens een overtreder (Rom5:13) die de dood verdient (Rom6:23). De gelovige is in Christus van de vloek van de wet vrijgemaakt (Gal3:13) en in Christus onder de genade gekomen. Hij hoeft niet meer aan Gods heilige eisen te voldoen om zegen te kennen, want Christus heeft zijn zonden gedragen en hij is in Christus een nieuwe schepping (2Kor5:17).

Dus bent ook u, mijn broeders, voor de wet gedood door het lichaam van Christus, opdat u aan een ander toebehoort, aan Hem die uit de doden is opgewekt, opdat wij voor God vrucht dragen. Rom7:5

De gelovige is door de dood van Christus voor de invloed en het gezag van de wet gedood ‘door het lichaam van Christus’ (Rom7:4) en is nu, wat God betreft, aan Hem verbonden, de verheerlijkte Christus. Wij leven nu niet zonder wet, want we zijn aan Christus ‘wettelijk onderworpen’ (1Kor9:21), Hij is onze Heer en we onderhouden zijn geboden (1Joh5:3). Deze zijn niet de tien geboden, maar is het leven van Christus Zelf. Bovendien appelleert de wet altijd alleen aan de oude natuur, het is immers een van buitenaf opgelegde eis. Paulus had ervaren dat toen de wet werkelijk morele gerechtigheid van hem vroeg als een opnieuw geboren christen, hij onmiddellijk begon te falen omdat de zonde in hem werd wakker geschud via de eisen die hij in eigen kracht wilde inwilligen vanuit zijn opnieuw geboren leven.

Ik nu leefde vroeger zonder wet; maar toen het gebod kwam, leefde de zonde op, maar ik stierf. En het gebod dat ten leven was, bleek mij ten dode te zijn. Want de zonde heeft door het gebod aanleiding gevonden en mij verleid en door het gebod gedood. Rom7:9-11

Zodra men dus de tien geboden op de gelovigen gaat leggen als een heilige eis van God om een betere christen te worden, dan zal ditzelfde effect worden bereikt. Vandaar dat een groot deel van de Reformatorische gezindte hierdoor helaas onder de bediening van de dood en veroordeling is en weinig vreugde of leven kent. Kijken we naar de invloed van de messiaanse beweging, dan zullen we eerst duidelijk maken hoe God het wel heeft bedoeld. Wat is nu wel de Bijbelse weg om vrucht te dragen? Paulus heeft zeer waarschijnlijk tijdens zijn jaren in Arabië (Gal1:17) moeten leren wat het verwoestend effect is van het toepassen van de wet op hemzelf. De vreselijke kenmerken van zijn eigen verdorven oude natuur, de overheersende macht van de zonde moest hij uit ervaring leren kennen (Rom7:18). Maar toen hij eindelijk had gezien wat ‘onder de genade’ (Rom6:14) betekent schrijft hij:

Want als ik wat ik heb afgebroken, weer opbouw, dan betoon ik mijzelf een overtreder. Gal2:18

Paulus had geleerd dat Christus zijn leven was (Ko3:3) en dat, als hij weer zou leven onder de wet, hij zijn eigen gerechtigheid zou uitwerken (Fil3:9), een uiterlijk vernis dat door inspanning van de oude, religieuze mens niets anders was dan een bezoedeld kleed (Jes64:6). Hij erkende, door het geloof, dat deze oude mens Saulus met Christus was meegekruisigd. Er was namelijk niets goeds in hem, in zijn vlees. Paulus leefde daarom niet meer onder de wet, maar door het geloof in de Zoon van God, in de persoonlijke kennis van en omgang met Hem.

Ik ben met Christus gekruisigd en ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij; en wat ik nu leef in het vlees, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven. Gal2:20

Geestelijke groei begint met onze erkenning dat God op het kruis alles wat de oude mens aangaat in de dood heeft geplaatst (Rom6:11). Wij behoren eerst geveld te worden door het kruis, alvorens gevuld te worden met de Geest. De Heer Jezus spreekt daarom ook in Joh12:25 over het ‘haten’ van het eigen leven en in Mat16:24 over het ‘verloochenen’ van jezelf. Maar wij kunnen pas onszelf verloochenen als we de diepte van de verdorvenheid van ons eigen ‘ik’-leven aan den lijve hebben ondervonden. Pas dán zullen we afzien van onze eigen mogelijkheden in onszelf om God te behagen en zullen we ons richten op een andere bron. Al onze bronnen zijn namelijk in de hemelse Christus, in Wie wij zijn gezegend met alle geestelijke zegeningen (Ef1:3) en zijn gezet in de hemelse gewesten (Ef2:6). Daarom is een terugkeren naar de Joodse Thora door christenen een weer ‘opbouwen’ wat door het kruis is afgebroken en het weer leven volgens de ‘elementen van de wereld’ (Kol2:20).

Maar de wet wordt op uiterst subtiele, listige wijze ook op een andere wijze de evangelische wereld tóch weer ingevoerd en wel via de ‘overgave’-beweging, ook wel de ‘heiligingsbeweging’ genoemd. Men predikt ‘totale overgave aan God’ om zo vervuld te worden met de Heilige Geest. Op het internet wordt bijvoorbeeld de vraag: ‘Hoe kunnen wij vervuld worden van de Heilige Geest’ als volgt beantwoord (gotquestions.org):

Wij zouden ons zodanig aan de Heilige Geest moeten onderwerpen, dat Hij ons volledig in bezit kan nemen en ons op die manier kan vervullen. Zonden zullen ons van de vervulling van de Heilige Geest afhouden. Gehoorzaamheid aan God zal de vervulling van de Geest in stand houden. Hoewel wij ernaar moeten streven om van de Geest vervuld te zijn, zoals Ef5:18 gebiedt, is bidden niet de manier om dat te bereiken. Alleen onze gehoorzaamheid aan Gods geboden geeft de Geest de vrijheid om in ons te werk te gaan. Omdat wij zondige schepselen zijn, is het onmogelijk om altijd van de Geest vervuld te zijn. We zouden altijd onmiddellijk met de zonden in onze levens moeten afrekenen en onze toewijding aan Hem moeten vernieuwen om door de Geest vervuld en geleid te worden.

Deze (door mij dikgedrukte) gedeelten klinken heel Bijbels, maar zijn het niet. Het is de ‘overgave’ prediking en dus de wet, in plaats van het kruis en de genade. Nergens in de Bijbel wordt gehoorzaamheid of overgave aan God als voorwaarde genoemd voor de geestelijke groei en de vervulling met de Geest, maar juist als het resultaat ervan. Paulus leefde via het geloof (2Kor5:7). Hij zag op Christus (2Kor3:18), wist zich in gemeenschap met Hem (Fil3:8-10), en vertrouwde in niets meer op iets in zichzelf (Fil3:3) en wandelde dus door de Geest (Gal5:16). Dit geloof is niet een kracht die wij beoefenen om iets voor elkaar te krijgen (dat is positief denken), maar een voor waar beschouwen van wat God zegt. Hoe meer wij geloven in de feiten over het werk van Christus op het kruis van Golgotha, in verbinding met Hemzelf, hoe meer wij vervuld worden met de Geest.

Zo ook u, rekent het ervoor ten opzichte van de zonde dood te zijn, maar voor God levend in Christus Jezus. Laat dan de zonde niet regeren in uw sterfelijk lichaam om aan zijn begeerten te gehoorzamen. En stelt uw leden niet voor de zonde tot werktuigen van de ongerechtigheid, maar stelt uzelf voor God als uit de doden levend geworden, en uw leden voor God tot werktuigen van de gerechtigheid. Want de zonde zal over u niet heersen; want u bent niet onder de wet, maar onder de genade. Rom6:11-14

…en u bent voleindigd in Hem, die het hoofd is van alle overheid en gezag. In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis, niet met handen verricht, in het uittrekken van het lichaam van het vlees, in de besnijdenis van Christus, Kol2:10-11

Deze groei in de waarheid kost tijd, veel tijd. Pas als wij accepteren dat het een heel leven kost om te komen tot volwassenheid, groei en ‘veel vrucht’, worden wij bewaard voor misleidingen die ons een ‘snelle route’ naar geestelijk succes aanbieden. Het ‘proeven’ en enigszins begrijpen wat ‘niet onder de wet, maar onder de genade’ betekent is één ding, om erin geworteld te zijn en het karakter en de resultaten ervan in het dagelijkse leven uit te dragen is iets heel anders. Hiervoor hebben we volharding nodig in het leren kennen van de diepere waarheden over Christus en zijn werk op het kruis.

Zoals u dan Christus Jezus, de Heer, ontvangen hebt, wandelt in Hem, terwijl u geworteld bent en opgebouwd wordt in Hem en bevestigd wordt in het geloof, zoals u is geleerd, daarin overvloeiend met dankzegging. Kol2:6-7

De wet vraagt handelen om iets te krijgen, genade vraagt geestelijk inzicht in wat God ons heeft geschonken (1Kor2:12; Ef1:3), maar dit kost ons stevige inspanning aan studie van de Bijbel. Ervaringen en mooie momenten zijn niet efficiënt en toereikend om te groeien en geworteld te zijn in de genade. De groei in de genade zal een weg zijn van blijdschap en teleurstelling, van vreugde en lijden, van vooruitgang en weer terugvallen. Deze ervaringen leren ons:

A: De totale onmacht van onszelf

B: De totale afhankelijkheid van de Heer Jezus die heeft gezegd: ‘Zonder Mij kunt u helemaal niets doen’ (Joh15:5).

Paulus kende dit leven van groei in de genade en kennis van de Heer Jezus (2Pet3:18).

Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid van de kracht van God is, en niet uit ons: in alles verdrukt, maar niet benauwd; geen uitweg ziende, maar niet geheel zonder uitweg; vervolgd, maar niet verlaten; neergeworpen, maar niet omkomend; altijd het sterven van Jezus in het lichaam omdragend, opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam openbaar wordt. Want wij die leven, worden altijd aan de dood overgegeven om Jezus’ wil, opdat ook het leven van Jezus openbaar wordt in ons sterfelijk vlees. 2Kor4:7-11

Deze ervaringen leerde Paulus te zeggen: ‘Als ik zwak ben, dan ben ik sterk’ (2Ko12:10). De genade van de Heer, de ‘schat’ was hem genoeg (vs9) en daarom had Paulus een welgevallen in zwakheden, in smaadheden, in noden, in vervolgingen en benauwdheden voor Christus. Alle dingen werken immers mee ten goede (Rom8:28). Hij vertrouwde erop dat in al deze omstandigheden uiteindelijk Christus in hem gezien zou worden. Zijn verantwoordelijkheid was ‘het geloof’ te behouden (2Tim4:8), de heerlijkheid van Christus te aanschouwen (2Kor3:18). Hij probeerde niet te worden als Hem, maar hij aanschouwde Hem. Hij was door Christus gegrepen (Fil3:12). Via het woord van God worden wij opgeroepen hetzelfde te doen (Kol3:1-3). Dit betekent niet onze gedachten vullen met de dingen van het woord, maar met de Persoon in dat woord. De wet vraagt mijn inspanning om te krijgen, de genade mijn ontvangen om te zijn.

Groei in de genade is ontvangen, via het woord, door het geloof, in onze geest wat we al hebben wat God betreft en dat in zijn Zoon. We zijn ‘aangenaam gemaakt in de Geliefde’ (Ef1:6). Groei in de genade heeft een hongerig hart voor de Heer nodig en vastberadenheid gebaseerd op de zekerheid dat we zullen kennen wat we hebben ontvangen in Hem, gekoppeld aan overdenking van- en inzicht in het woord. Ons deel is niet produceren, maar ontvangen.

Daarom houden ook wij, van de dag af dat wij ervan gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat u vervuld mag worden met de kennis van zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, Kol1:9

Paulus bidt dat zij ‘vervuld mogen worden’, dus ontvangen zullen. ‘Onder de genade’ zijn is onder Christus te zijn, met Hem vervuld, met Hem ‘verborgen’ omgang kennen, in Hem mijn vreugde vinden, mijn doel en mijn hoop. Christus is alles’ (Kol3:11) voor de christen. In Hem is alles (Kol2:3), buiten Hem is niets. We gaan niet vragen en smeken om kracht, maar danken voor Hem. In plaats van strijden om niet te zondigen en geestelijke te groeien, rusten we in Christus. Hebben we deze ‘wil’ van God ontdekt, dan is er in onze levens de perfecte geestelijke voorwaarde voor ware geestelijke groei. Vaak duurt het jaren voordat we deze zaken werkelijk gaan ervaren in onze geest, maar juist de strijd om deze kostbare schatten bewijzen de waarde ervan. God wil weten hoeveel het u waard is zijn Zoon te leren kennen. De wet heeft met werken van het vlees te maken, de genade met het leven en dit leven is (in) de Zoon (1Joh5:12). Als dit leven in ons zichtbaar wordt, krijgt de ‘wet van Christus’ (Gal6:2), dat is Hijzelf in ons gestalte (Gal4:19).

Want uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen, en wel genade op genade. Want de wet is door Mozes gegeven; de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden. Joh1:16-17

Daarom, mijdt de ‘leraars van de wet’ en zoek ‘leraars van Christus’. Zo zult u groeien in de genade tot lof en eer van God. De wet laat het vlees roemen, de genade roemt in Christus.