Op 4 juni 2023 hield ik deze preek in de kapel van het Brandpunt in Doorn. Een echtpaar heeft deze uitgeschreven en hieronder vindt u het resultaat.
Ik wil met u lezen uit het Woord van God, uit Ezechiël 8. Ik denk dat ik afgelopen week een ernstig woord heb gekregen van de Heer en ik wist helemaal niets van wat er gebeurd was, dus ik neem aan dat dat leiding is geweest. We gaan het eerst lezen, Ezechiël 8 in zijn geheel. Ernstig woord, ook voor ons vandaag.
Het gebeurde in het zesde jaar, in de zesde maand, op de vijfde van de maand, toen ik in mijn huis zat en de oudsten van Juda vóór mij zaten, dat daar de hand van de Heere HEERE op mij viel. Ik zag, en zie, een gedaante met een uiterlijk als van vuur: vanaf datgene wat eruitzag als Zijn heupen naar beneden toe, was vuur, en het deel vanaf Zijn heupen naar boven was als een glanzend uiterlijk, als de schittering van edelmetaal. Hij strekte iets uit met de vorm van een hand en pakte mij bij mijn hoofdhaar. Toen hief de Geest mij op tussen de aarde en de hemel en in visioenen van God bracht Hij mij naar Jeruzalem, naar de ingang van de poort van de binnenste voorhof die naar het noorden gekeerd is, waar zich de zetel van het afgodsbeeld van de na-ijver bevond, dat na-ijver oproept. En zie, daar was de heerlijkheid van de God van Israël, overeenkomstig de verschijning die ik in de vallei gezien had. Hij zei tegen mij: Mensenkind, sla toch uw ogen op in de richting van het noorden. Toen sloeg ik mijn ogen op in de richting van het noorden. En zie, ten noorden van de poort van het altaar stond in de ingang het afgodsbeeld van de na-ijver. Daarop zei Hij tegen mij: Mensenkind, ziet u wat zij doen? Grote gruweldaden, die het huis van Israël hier doet, zodat Ik ver wegga van Mijn heiligdom. En u zult nog meer grote gruweldaden zien. Toen bracht Hij mij bij de ingang van de voorhof. Ik zag, en zie, een gat in de muur.Daarop zei Hij tegen mij: Mensenkind, breek toch door de muur heen. Toen brak ik door de muur heen, en zie, er was een ingang. Toen zei Hij tegen mij: Ga naar binnen en zie de boosaardige gruweldaden die zij hier doen. Ik ging naar binnen en ik zag, en zie, alle vormen van kruipende dieren, afschuwelijke dieren en alle stinkgoden van het huis van Israël, helemaal in het rond in de muur gegrift. En zeventig mannen uit de oudsten van het huis van Israël stonden ervoor, terwijl Jaäzanja, de zoon van Safan, in hun midden stond, ieder met zijn wierookvat in zijn hand, terwijl een geurige wolk van reukwerk opsteeg. Daarop zei Hij tegen mij: Hebt u gezien, mensenkind, wat de oudsten van het huis van Israël in de duisternis doen, ieder in de kamer waar zijn afbeelding zich bevindt? Want zij zeggen: De HEERE ziet ons niet, de HEERE heeft het land verlaten. Verder zei Hij tegen mij: U zult nog meer grote gruweldaden zien die zij doen. Toen bracht Hij mij bij de ingang van de poort van het huis van de HEERE die aan de noordkant is, en zie, daar zaten vrouwen die de Tammuz beweenden. Hij zei tegen mij: Hebt u het gezien, mensenkind? U zult, opnieuw, nog grotere gruweldaden zien dan deze. Daarop bracht Hij mij naar de binnenste voorhof van het huis van de HEERE. En zie, bij de deur van de tempel van de HEERE, tussen de voorhal en het altaar, bevonden zich ongeveer vijfentwintig mannen, met hun rug naar de tempel van de HEERE en hun gezichten naar het oosten. Die bogen zich neer naar het oosten, voor de zon. Toen zei Hij tegen mij: Hebt u het gezien, mensenkind? Is er iets geringer voor het huis van Juda dan deze gruweldaden hier te doen? Ja, zij vervullen het land met geweld. Steeds opnieuw verwekken zij Mij tot toorn. En zie, zij steken wijnranken in hun neus. Daarom zal ook Ik handelen in grimmigheid: Ik zal niemand ontzien en Ik zal geen medelijden hebben. Al roepen zij met luide stem ten aanhoren van Mij, toch zal Ik niet naar hen luisteren.
Tot zover het Woord van God, onze God.
Geliefde broeders en zusters, geroepen heiligen, kinderen van God: Vorige week werd in veel groepen, kringen en kerken Pinksteren gevierd. Waar ik zelf was werd er gesproken over het feest van de Geest. Maar ik vind het helemaal geen feest, ik zal u zeggen waarom. Want waarom is de Heilige Geest eigenlijk gekomen? Samengevat, de Heilige Geest is gekomen om de Heer Jezus Christus gestalte te geven in de gemeente hier op aarde. Amen. Om van mensen, die van nature zondaars waren, monumenten te maken van Zijn glorie, van Zijn heerlijkheid, dat wij als zwakke mensen in afhankelijkheid van Hem, die in de hemel is, vrucht zouden dragen. Ja toch? Maar wat is daar nou van terecht gekomen, in tweeduizend jaar kerkgeschiedenis? De Heere Jezus zegt Zelf: als de Zoon des Mensen komt zal Hij dan nog het geloof vinden op aarde (Lukas 18:8)? Mijn heerlijkheid heb ik hun gegeven opdat zij allen één zijn (Johannes 17:22).
Onze broeder las net uit 1 Korinthiërs 1: ‘Eén van ziel, eensgezind, één van gevoelen’, dat was het verlangen van Paulus. Waarom? Omdat de heerlijkheid van Christus onze eenheid is. En alle andere zaken die ons van Hem aftrekken zorgen alleen maar voor verdeeldheid en scheuring. De Heilige Geest is gekomen om de volle waarheid bekend te maken (Johannes 16:13), de volle waarheid, alle hemelse zegeningen in Hem, de heerlijkheid van de Persoon van de Heer Jezus. Daarom gaat het ook helemaal niet om het Zoeklicht, het gaat helemaal niet om een vereniging, het gaat om Hem en dat andere is een middel en zodra de Heilige Geest wordt uitgeblust, of bedroefd, dan wordt de Heer Jezus niet meer gezien, maar wordt de mens gezien. En dat is helaas in de afgelopen tweeduizend jaar gebeurd. De christenheid is vervallen tot een systeem van leringen van mensen, waarin de zonde niet meer geoordeeld wordt. Ik heb het over de hele christenheid. En Ezechiël 8 is als een spiegel voor ons ook. We kunnen wel naar anderen wijzen, maar vanmorgen wil ik met u nadenken over dit hoofdstuk. En zoals Ezechiël een gat in de muur moest maken van de voorhof, zo wil de Heilige Geest ook een gat maken in onze eigen harten om ons te laten zien of daar nog zaken zijn, die niet overeenstemmen met de Heer Jezus, dat geldt ook voor mij. Geldt ook voor mij. Daarom heb ik boven deze preek gezet: ‘Hij ziet, Hij ziet, wat wij niet zien’.
De tijd van Ezechiël is een tijd van verval. Want de tien stammen waren in 722 vóór Christus weggevoerd door de Assyriërs, door hun overspeligheid, door hun afgoderij, dan volgt er onder Josia een korte opwekking (1 Koningen 22), en daarvan zegt de HEERE God in Jeremia hoofdstuk 3 (vers 10) dat het niet met heel haar hart was, maar slechts in schijn. En dan wordt onder koning Jojachin Ezechiël ook weggevoerd naar Babel, in ballingschap en dan ziet hij dat. En een paar jaar later, in 586 vóór Christus, wordt de stad en de tempel verwoest, er is niets meer over van het getuigenis van de God van Israël. En dan in Babel ziet Ezechiël de heerlijkheid van de HEERE. En dan bevestigt hij aan het volk dat hun wegvoering naar Babel terecht is. Ondanks de valse profeten, die zeiden: ‘Het komt goed’. Ezechiël zegt: ‘We hebben het verdiend’. Maar in de toekomst, kijk maar even mee in hoofdstuk 11, in de toekomst vers 17, de hoop van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Ik zal u verzamelen uit de volken, en Ik zal u bijeenbrengen uit de landen waarover u overal verspreid bent, en Ik zal u het land van Israël geven. Zij zullen daarheen komen en daaruit al zijn afschuwelijke afgoden en al zijn gruweldaden wegdoen. Ik zal hun één hart geven en een nieuwe geest (één van zin, 1 Korinthiërs 1, allemaal onder de indruk van de Messias, de Heer Jezus Christus). En dat is het werk van een profeet. Een profeet is niet, zoals vorige week wel op een conferentie werd gezegd, iemand die allemaal goede dingen doet en zo, nee, een profeet is iemand die een spiegel voorhoudt aan het volk van God en tegelijk de toekomst, de heerlijkheid van de Heer Jezus, toont, herstel. En dat herstel gaat altijd uit van de HEERE Zelf, ondanks het falen van de mens.
Maar onze tijd nu. De Heilige Geest kwam, ik zei het al, om de Heer Jezus te verhogen, te verheerlijken. Hij zal Mij verheerlijken, Hij zal uit het Mijne nemen (Johannes 16:14) en Hij zal ervoor zorgen, dat ze één zijn in Hem. Zodat de gemeente, wij, u en ik, in onze huwelijken, onze gezinnen, onze levens, onze omgeving, Hem zouden vertegenwoordigen. Licht, zout, de vrucht van de Geest enz. Niet door daarmee bezig te zijn, maar door samen bezig te zijn met de Heer Jezus. Daarom is het zo belangrijk, broeders en zusters, dat u zich niet laat afleiden maar samen blijven gericht zijn, gericht blijven zijn op Hem, op de Heer Jezus. De tegenstander weet, zodra een gemeenschap dat doet, kan ik niets beginnen. Als ze samen zich verheugen in de Heer Jezus, elkaar aanmoedigen, aansporen, zoals Paulus in al die gemeenten deed. Wortel in Hem, wees geworteld in Hem, wandel in Hem, wordt opgebouwd in Hem (Kolossenzen 2:7). Ja toch? Eén van ziel, één van dezelfde liefde, éénstemmig, samen je verheugen in de Heer Jezus. En als één broeder valt, of zuster, dan halen we hem er weer bij. Toch? Ik heb zelf ook regelmatig contact met broeders, die mij er weer bij halen, ik heb een lieve vrouw, die dat ook kan, en zo helpen we elkaar. Ja toch? Maar zodra onze aandacht afgeleid wordt van Hem, en dat gaat heel snel, dat zullen we zien straks, dan gaat de zonde weer opleven en dan wordt er weer hoogmoed en tweedracht en sektarisme zichtbaar en dat is niet waarom de Heilige Geest gekomen is. De Heilige Geest is ook gekomen als een vuur, zullen we straks zien, tongen als van vuur, het oordeel over het vlees. En dat vlees zit ook in mij. Als je mag spreken, dan is het heel vlug dat het vlees zich wil manifesteren, ‘moet je mij eens kijken, ik ben belangrijk’, ik ben helemaal niet belangrijk. ‘Ik stel wat voor’, ik stel helemaal niks voor, het gaat God niet om mij, want Hij heeft nog zevenduizend anderen achter de hand, snapt u? Het gaat om de Heer Jezus. Paulus die waarschuwde de oudsten in Efeze (Handelingen 20), dat er wolven zouden komen en mannen die verdraaide dingen zouden spreken om de discipelen achter zichzelf aan te trekken. Nou, ook wij hebben in de geschiedenis gezien dat er een ballingschap is geweest. Want de gemeente van God, de christenheid, kwam al snel in een verwarring. Babel betekent: verwarring. Een korte opwekking in de 19e eeuw, waar heel veel goeds uit gekomen is, en nu zijn ook wij, de ‘evangelischen’, in verwarring gekomen, en dan geeft God Ezechiëls en Hij zegt: ‘Moet je nu eens kijken, Ik laat je wat zien, wat de rest niet ziet, hoe het gesteld is met Mijn volk’.
Nou, laten we dat hoofdstuk eens doorwandelen. Vers 1 zegt: Ik zat in mijn huis. Nou u bent in uw eigen huis, in uw eigen omgeving aan het functioneren, het gaat allemaal goed, maar dan kan het zomaar gebeuren, dat de HEERE God u laat zien, hoe Hij de dingen ziet in Zijn volk, in uw eigen hart, maar ook in Zijn volk. Dan staat er dat de ‘hand van de Heere HEERE op mij viel’. En wat gebeurt er als de hand van de Heer op jou valt, dan ga je de situatie die hier is, die ga je dan in het licht zien van de Heer Jezus, want kijk maar in vers 2, daar krijgt hij een zicht op de Heer Jezus, de Zoon, voordat Hij mens werd, wordt getoond aan Ezechiël. En dat is vandaag nog net zo. Ik maak me wel eens een beetje zorgen dat er soms, ja, wordt gekeken naar de juiste leer, als je maar de juiste leer hebt, dan zit je goed. Geloof je in de opname? Ja, oké, fijn. Maar het gaat erom, dat is natuurlijk de juiste leer, daar gaat het niet om, maar ja, ik geloof in de opname, jongens, maar dat is niet het ijkpunt. Het ijkpunt is, want, ook die leer heeft te maken met de Heere Jezus, het ijkpunt is Zijn heerlijkheid, kijkt u mee in vers 2: Ik zag, en zie, een gedaante met een uiterlijk als van vuur. Hier ziet u de Heere Jezus net als in het boek Openbaring met ogen als van vuur, die komt om Ezechiël te tonen, en u en mij ook, wat Zijn oordeel is over de situatie in Zijn volk. Ik vind dat zo mooi, er staat namelijk dit: Vanaf datgene wat er uitzag als Zijn heupen, (dat betekent Zijn wandel, Zijn kracht) naar beneden toe, was vuur. Dus wat hier gebeurt, wat hier niet klopt, wat hier niet in overeenstemming is met Zijn heerlijkheid, dat oordeelt Hij. En Hij wil graag profeten, Hij wil Ezechiëls dat laten zien. Terwijl de meerderheid orthodox is, de juiste leer, maar o, o, wat gebeurt er eigenlijk in het huis van God. En dan staat er: En het deel vanaf Zijn heupen naar boven was als een glanzend uiterlijk, als de schittering van edelmetaal. Paulus spreekt over de rijkdom in Christus Jezus. Stéfanus zag de heerlijkheid van de Heer. Paulus zag de heerlijkheid van de Heer Jezus. Hij noemt het evangelie, het evangelie van de heerlijkheid van Christus (2 Korinthiërs 4:4), ja toch? En alles wat Zijn persoon kenmerkt, glanzend edelmetaal, dat hoort ook zichtbaar te zijn, voelbaar te zijn, tastbaar te zijn in onze levens. Paulus zegt: Wandel waardig uw roeping, waarmee u geroepen bent Efeziërs 4:1. En het kan niet anders, broeders en zusters, dat als de Heilige Geest werkt, dat u net zo verontwaardigd bent als de HEERE God, over datgene wat niet tot eer van Zijn Zoon is, want Hij waakt over de eer van Zijn Zoon, ook in mijn leven.
Afgelopen weken werd ik weer geconfronteerd met een bepaalde zwakheid van mijzelf, geen zonde, maar een zwakheid. En wat doe je dan? Dan breng je het onder Zijn heerschappij, want die zwakheden gebruikt de Heer ook om ons afhankelijk van Hem te maken. Want in vers 3 wordt hij bij de haren erbij gesleept, dat geldt ook voor u en mij. Soms moeten we even met de haren erbij gesleept worden. Zijn de dingen op aarde nog wel in overeenstemming met de hemel? En hij wordt gebracht bij het huis van God en dan zegt de Heere God dit en dat is heel verdrietig, in vers 3, daar bij de voorhof, daar waar de naam van de Heere Jezus in onze tijd moet worden verheerlijkt, want wij zijn de tempel van God, ja toch? 1 Korinthiërs 3:16 waar de gemeente is een tempel van de Heilige Geest en 1 Korinthiërs 6:19, uw lichaam. Maar dan staat er hier in Israël voor dat huis van God, waar Zijn Naam verheerlijkt moet worden, een ‘afgodsbeeld van de na-ijver,’ dat betekent: God geeft Zijn eer nooit aan het vlees. God geeft Zijn eer aan Zijn Zoon en als er in onze levens dingen zijn, als er in het huis van God, dat is de gemeente (Zijn huis zijn wij, Hebreeën 3), als daar iets is wat het vlees eert, dan is God een na-ijverig God, absoluut. Want Hij geeft Zijn eer niet aan het vlees, nooit aan het vlees. Daarom moeten wij leren dat vlees te oordelen, iedere keer weer. En het punt in Israël was, de oudsten waren bij hem, ze waren al in Babel, een voorloper van de definitieve ballingschap, Ezechiël met de oudsten, maar in Jeruzalem gingen ze gewoon nog verder met hun tempeldienst. Ze dachten: ‘Niks aan de hand’. De valse profeten zeggen: ‘Het gaat allemaal prima, het gaat allemaal geweldig. De Heer gaat je zegenen, halleluja’. Ezechiël krijgt een heel ander plaatje te zien. En dat is niet best. Ze waren orthodox, ze deden alles naar het Woord, maar hun hart was vol afgoderij. In vers 5 wordt nog een keer gesproken over dat beeld van de na-ijver. Het afgodsbeeld ten noorden van de poort van het altaar, moet je nagaan, het altaar wat wij hebben, ons altaar, wat is dat? Dat is de Heer Jezus. Als iets in de plaats komt van de Heer Jezus is dat voor God een gruwelijk afgodsbeeld van de na-ijver. En dat zegt Hij in vers 6 en dat vraagt Hij ook aan u vanmorgen, te beginnen bij uzelf, bij mij, maar ook in de christenheid. Wij horen vandaag boodschap na boodschap met een aai over de bol. Ik las ooit in een verklaring van een broeder in het Engels: Watch out for them who have only salving words over you. ‘Pas op voor hen, die alleen maar zalvende woorden over je hebben’. Maar Gods Woord dringt door en toont ons wat er niet klopt en dat is uit liefde voor Zijn Zoon. Niet om ons te veroordelen, maar om ons te waarschuwen. En dan zegt hij in vers 6: ‘Zie je dat? Heb je het nou door? Heb je nou door in wat voor systeem je je bevindt? Grote gruweldaden, zodat Ik ver wegga van Mijn heiligdom’.
Ik kom in gemeenten en dan zeggen ze: ‘Ja, we zijn met twee of drie, dus de Heer is in ons midden, punt’. Oké. Maar wat betekent dat, ‘de Heer is in ons midden’? ‘Waar twee of drie in Mijn Naam, IN MIJN NAAM, zijn vergaderd, daar ben Ik in het midden, waar mijn principes gelden, waar de zonde geoordeeld wordt, waar de Heer geloofd wordt, waar Zijn geboden gedaan worden, daar ben Ik in het midden’. Daar. Maar in heel veel gemeenten is de kandelaar weggenomen. En is Hij uit het midden verdwenen en dat hebben ze niet eens door. Dan moet hij een gat maken in de muur in vers 8, in vers 7 en 8, dat betekent, even dieper kijken dan de oppervlakte. En dan ziet hij wat de HEERE ziet en de rest niet. Drie gruweldaden, die alle drie samengevat zijn in dat afgodsbeeld. En die drie wil ik met u even nalopen. Ik wil eerst iets zeggen over algemene kenmerken daarvan in de christenheid in het algemeen, maar ook iets over onszelf. Als we alleen maar naar de rest kijken en niet naar onszelf, dan passen we het Woord niet toe op onze eigen harten. Het eerste is vers 10:
Ik ging naar binnen en ik zag, en zie, alle vormen van kruipende dieren, afschuwelijke dieren en alle stinkgoden van het huis van Israël, helemaal in het rond in de muur gegrift. En zeventig mannen uit de oudsten van het huis van Israël stonden ervoor, terwijl Jaäzanja, de zoon van Safan, in hun midden stond, ieder met zijn wierookvat (betekent aanbidding, dit wordt stiekem aanbeden) in zijn hand, terwijl een geurige wolk van reukwerk opsteeg.
Ja, broeders en zusters, kruipende dieren, die hadden ze meegenomen uit Egypte, waar dieren aanbeden werden, weet je wel. En zo is het vandaag ook, wat de wereld verkondigt, dat is in de gemeente ook normaal. De instincten van de dieren worden normaal gevonden. Petrus spreekt over valse leraars en hij vergelijkt hen in 2 Petrus 2 vers 12 met redeloze dieren, hij zegt daar: Dezen echter, als redeloze dieren. Ze leven in losbandigheid. En de oudsten, de leiders, doen gewoon mee. Dan staat er in vers 12: Hebt u gezien wat zij in de duisternis doen? De duisternis. Stiekem in hun harten koesteren zij deze dingen. En in het midden was daar Jaäzanja. Hij was in de duisternis terwijl zijn vader Safan notabene in I Koningen 22 het Woord van God aan Josia voorlas, hij was in het licht. En de zoon in de duisternis. En dan zeggen ze: ‘Ja, de HEERE ziet ons toch niet’. Maar wat wordt er vandaag in de gemeente toegestaan aan het schepsel boven de Schepper eren, dierlijke lusten, de hedendaagse aanbidding vanuit de aarde is, want de kruipende dieren kwamen uit de aarde, wat de mensen vinden, wat de mensen doen: homoseksualiteit in de gemeente, wat toegestaan wordt, wat goed gepraat wordt, feministische geest, alles wat genade verandert in losbandigheid. Geldzucht, eerzucht, wat dieren doen, naar hun instinct, naar hun eigen lusten, dat is in de gemeente gewoon toegestaan. En dan zegt de HEERE God: ‘Zie je dat nou, zie je het nou, ze hebben misschien wel de juiste leer, maar dit doen ze in het geheim, in het duister’. En dan is de juiste leer belangrijker dan de Heer. Snapt u wat ik bedoel?
Begrijp me niet verkeerd, met alle liefde en bewogenheid mogen we ieder die worstelt en de Heer wil dienen, begeleiden. Maar als deze dingen worden toegestaan en niet geoordeeld, dan zegt God: ‘Het is een gruwelijk afgodsbeeld van na-ijver. Dat mag niet bestaan in je leven’. Dan de tweede. Dus het eerste is de lusten van de wereld in de gemeente toestaan. Het tweede is misschien wat lastiger, vers 14, daar zaten vrouwen die de Tammuz bewenen. Tammuz was de natuurgod, de beschermer van de akkerbouw en de kudden. Elk najaar stierf hij, die god, dat was een afgod. De oogst was binnen, en in het voorjaar kwam hij weer tot leven, een soort wedergeboorte. En de vrouwen die beweenden dat moment dat hij weer stierf. Ze wisten dat hij terugkwam trouwens. Vandaag is de natuurreligie overal in doorgedrongen, klimaat enzo. Dat wat de aarde betreft is belangrijker dan wat de hemel betreft. Het glanzende van de hemel is vervangen door dat wat op aarde is. De hang naar aardse zegen, je moet genezen worden, je moet voorspoedig zijn, je moet welvarend zijn, want God heeft het beste met je voor. En als er diep in het hart getreurd wordt, dat al die dingen niet meer het belangrijkste zijn, ja, dan hoor je bij dat clubje wat de Tammuz beweent, snapt u wat ik bedoel? Maar gaat het God om onze aardse zegeningen of niet? Hij geeft ze, Hij geeft ze, maar in heel veel gevallen zijn ze er ook niet. Denkt u even aan onze broeders en zusters in de vervolgde landen, waar ze hun leven niet zeker zijn. Snapt u?
En het derde, daar ziet hij vijfentwintig mannen, dat is de priesterorde. Vierentwintig was de priesterorde, plus de hogepriester, vijfentwintig. Wat horen priesters te doen. Weet u dat? Wat horen wij te doen? Voorbede, maar ook dát brengen aan de Vader, wat van de Heer Jezus spreekt. Dat zijn de twee taken van de priester. Ingaan namens mensen, voor mensen. En ook ingaan met iets om te brengen, namelijk geurig reukwerk, wat spreekt van de Heer Jezus. En als u samenkomt hier, in de kapel, u zingt, tot eer van de Heer Jezus, dan is dat een lofoffer. Dat is uw roeping. ‘Wandel waardig uw roeping’. Maar deze mannen, daar staat in vers 16, dat ze met hun rug naar de tempel van de HEERE aanbidden. En wat aanbidden ze dan? De zon. ‘Het oosten’, staat er heel nadrukkelijk bij. Weet u wat in de gemeente één van de grootste afgoderijen is vandaag? Het verlangen om God te ervaren. Het is allemaal beleving en gevoel. En waar komt dat vandaan? Beleving en gevoel? Uit het oosten. De mystiek, het boeddhisme, de meditatietechniek, de christelijke mindfulness enzo. In plaats van de kennis door het geloof worden wij verleid om de stem van God te leren verstaan en ervaringen te zoeken, die niet van Hem zijn. En we buigen ons neer ervoor en onze rug is naar de tempel van de HEERE, want daar, daar heeft Hij Zijn verordeningen gegeven. Paulus schrijft in 1 Timotheüs 3:15: Als ik uitblijf, dan weet u hoe u zich moet gedragen in het huis van God. Zo moet je je gedragen in het huis van God. Maar mensen zijn meer bezig met hun emotie, hun gevoel, met beleving, worship, en nou ja, de jongerendag was gisteren, geloof ik, heel veel geluid en heel veel visuele toestanden en dan krijgen de jongeren er misschien een kick van, ik weet het niet. Maar is daar dan ook werkelijk aandacht voor de tempel, voor het huis van de HEERE, voor Zijn verordeningen? Dat is de vraag en dat geldt ook voor u en voor mij.
Zijn in onze harten misschien dingen, die te maken hebben met de lusten van de redeloze dieren, die we toch stiekem begeren? Of de dingen van de aarde? De Tammuz, die we eigenlijk boven de Heer Jezus verkiezen, ons comfort enzo. En hier de ervaring. Misschien hebben wij ook wel een aanbidding voor de ervaring met God. Maar het Woord van God zegt: ‘Wortel in Hem door het geloof, zoals u geleerd is door het geloof (Kolossenzen 2:7)’. En in onze tijd van emotie, ervaring en gevoel, is die laatste, die derde, heel actueel. Jesaja 2 zegt in vers 6: Ze zijn vol goddeloosheid uit het Oosten. En alle heidense religies draaien om emotie en gevoel en ervaring, mystiek. En God zegt: ‘Ik wil niet dat je Mij zoekt op de wijze van de heidenen (Deuteronomium 12:30)’. En wat gebeurt er dan? Kijkt u even mee naar Ezechiël 11 dit is kenmerkend, er staat in vers 23: Toen steeg de heerlijkheid van de HEERE op uit het midden van de stad en bleef op de berg staan die ten oosten van de stad lag. Oosten betekent hier: de komst van de Heer. Hij komt, maar Hij verdween, de heerlijkheid van de Heer Jezus is verdwenen uit de gemeente van God. Waar gaat het nog over Hem? Waar gaat het nog echt serieus over Hem, over Zijn Persoon? Zoals Johannes zegt: ‘We hebben Hem aanschouwd, wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd (Johannes 1:14)’, weet je wel. Maar in veel gemeenten gaat het om ervaring, gevoel, het goed praten van allerlei zonden, en de aardse religie, de aardse dingen, die beneden zijn. En dan zegt de HEERE God: ‘Oké, oké, als je dat wil, als je dat boven Mij verkiest, boven Mijn Zoon, dan vertrek Ik stilletjes’. En ze hadden het niet door. Israël had het niet door. Zien wij, broeders en zusters, ik vraag het in alle ernst, zien wij dat wij de Geest misschien hebben uitgeblust op dit gebied? Ik zeg niet dat het u persoonlijk treft, maar ziet u zoals Ezechiël, wat de toestand van vandaag is. We kunnen toch niet spreken over het feest van de Geest en halleluja, het is tijd om ons te verootmoedigen over de staat van het volk van God. Ziet u welke afgoderij er gekoesterd wordt in de harten van de mensen, die belijden de Heer Jezus te kennen? Ik wil een voorbeeld noemen, maar ik doe het niet. Zien we dat het oordeel begint bij het huis van God (1 Petrus 4:17)?
En nu wil ik naar Ezechiël 9, want dit is treffend, broeders en zusters, want God stuurt Zijn oordeel over de stad en dan staat er in Ezechiël 9, in vers 6: Dood! Het is wat het hè, Dood ouderen, jongemannen en meisjes, kleine kinderen en vrouwen, om hen te gronde te richten. ‘Dat is toch niet de God van de liefde’, zeggen we dan. Maar wat betekent dat voor vandaag? Dat betekent dat, omdat wij als de christenheid niet gewandeld hebben door de Geest, deze dingen hebben toegelaten, dat oude mensen zijn verblind, dood voor de persoon van de Heer Jezus. Jonge mannen, ook geestelijk dood. Hoeveel jongen mannen komen tot bekering? En we klagen erover, er zijn zo weinig jongeren in de gemeente, en zo weinig kinderen, maar is dat misschien ook niet het gevolg van Zijn oordeel? Ik weet het niet, maar waar is de toewijding aan de Heer Jezus? Dat geldt ook voor mij persoonlijk. En dan gaan we allerlei trucs uit de kast halen om de jongeren erbij te trekken. Maar als het hen niet gaat om Hemzelf, ten diepste om voorbeelden, die ze in ons zien, en ook ik faal daarin natuurlijk, af en toe, ja, dan zullen ze afhaken.
Maar dan staat er gelukkig in vers 6: Raak echter niemand aan op wie het merkteken is. U bent verzegeld met het merkteken van God, de Heilige Geest. Amen. Ja, toch? U zult niet geestelijk sterven. Ik zei het aan het begin, het is een beetje een ernstig woord vanmorgen, maar ik bid en ik vraag u om uw eigen hart te onderzoeken, om dat gaatje erin te maken, in die muur, en te kijken, is mijn leven nu echt serieus tot eer van de Heere Jezus, is dat mijn doel? Of koester ik nog één van die drie: begeerten, de beginselen van de aarde, of de beleving. Drie keer een B. Begeerte van de wereld, de beginselen van de aarde, fijn prachtig leven hier, of de beleving, de ervaring. Als dat zo is, doe het weg! Doe het weg! En richt u weer naar het Woord van God. Want wat is het kenmerk, en daar sluit ik mee af, van die mensen, die gemerkt zijn door de Heilige Geest? Dat kunt u lezen in vers 4 van hoofdstuk 9, daar staat dit: aan het eind: Zet een merkteken op de voorhoofden van de mannen. Welke mannen? En dat geldt voor elke gelovige, want een man staat in de Schrift voor mannelijk, voor sterk in het geloof (1 Korinthiërs 16:13). Daarom waren ook de vrouwen aan het huilen over Tammuz, hè? De vrouwelijke geest in de gemeente is de emotie en het gevoel, maar er staat hier in vers 4: Zij die zuchten en kermen over al de gruweldaden die in het midden ervan gedaan worden. En dat is het kenmerk, broeders en zusters, van de ware trouwe dienstknecht van de meester in de laatste dagen voor de komst van de Heer. Het is niet alleen maar halleluja, en geweldig en fantastisch, nee, ze treuren en ze kermen. Waarom? Omdat ze zien dat in de christenheid om hen heen, de naam van de Heer Jezus gelasterd wordt. Op allerlei wijzen en daarin zijn ze ziende op zichzelf. Wij zijn niet beter. Maar door genade mogen we weten dat deze Geest van God ons vanmorgen ook weer oproept om onze eigen levens te onderzoeken. Tot eer van Hem die komt en als Hij komt, zal Hij dan het geloof vinden in de kapel? Dat is de vraag. Amen.