Een heleboel mensen die de Bijbel bestuderen zien helaas niet het onderscheid dat er is tussen de bediening van de twaalf apostelen en die van de apostel Paulus (en de zijnen). Daar hangt veel van af. Zodra men deze onderscheidingen gaat begrijpen valt er hopelijk een boel op zijn plek. Ik zal proberen zo helder mogelijk uiteen te zetten wat ik bedoel. In het artikel hierna over Paulus’ evangelie ga ik op een paar aspecten verder in:
*Als Jezus tegen Nicodemus spreekt over het koninkrijk van God dan bedoelt Hij het toekomstige, aardse koninkrijk, wat iedere vrome Jood verwachtte. Hij heeft het daar niet over iets anders dan dat. Dus niet over het geestelijke koninkrijk of zoiets. Jezus verkondigt niet iets nieuws als Hij tegen Nicodemus zegt dat men pas dit aardse, Messiaanse koninkrijk kan binnengaan als men is wedergeboren (zie Ezechiël 36). Met ‘zien’ bedoelt Jezus hetzelfde als ‘binnengaan’, want in vers 36 van Johannes 3 gaat het over het ‘zien’ van het leven, wat natuurlijk hetzelfde is als het leven ontvangen of binnengaan. Het binnengaan in het koninkrijk als gelovige Jood wordt ook het ‘eeuwige leven’ genoemd (Mt19:29 ‘het eeuwige leven beërven). Later krijgt dit begrip ‘eeuwige leven’ een diepere dimensie, namelijk dat het de relatie is met de Vader nu al (Jh17:3). ‘Zien’ is dus hetzelfde als ‘binnengaan’. Dit blijkt ook wel, want zowel in vers 3 over het zien als in vers 5 over het binnengaan is de voorwaarde allebei dezelfde: wedergeboorte. Als er twee verschillende dingen zouden zijn bedoeld dan zouden er ook twee verschillende voorwaarden moeten zijn. Je ziet het zodra je bent wedergeboren en je gaat het binnen zodra je bent wedergeboren. Dit geldt dus nogmaals voor het aardse koninkrijk dat straks zal worden opgericht.
*Dit koninkrijk werd aan Israël aangeboden, maar zij verwierpen de Koning (naar de raad en voorkennis van God) en dus het koninkrijk. Jezus leert in geheimenissen (Mt13) dat het koninkrijk een verborgen vorm gaat krijgen na zijn hemelvaart. Een zaaier gaat zaaien en een deel van de onderdanen van dit verborgen koninkrijk bestaat uit zaad dat geen vrucht draagt en onkruid. De akker is niet Israël, maar de wereld (Mt13:38). De apostelen kregen de opdracht de getuigen te zijn van Jezus. Ze verkondigden dat Hij wel degelijk de Messias is en dat er vergeving van zonden is in zijn naam. Deze boodschap moest de hele wereld over. Omdat Israël zowel Stefanus als Paulus en de zijnen verwierp als volk (enkelingen daargelaten) ging het evangelie naar de heidenen (Hd28:28). De boodschap dat mensen zich moesten bekeren, laten dopen tot de naam van Jezus en de Heilige Geest mochten ontvangen is de centrale boodschap in het boek Handelingen. Toch is dit evangelie nog niet de volheid van Gods openbaring, want die werd gegeven aan de apostel Paulus, zie hier en hier. Hij leerde wat een christen is in de tijd voordat Jezus terugkomt en wat deze zal zijn na die tijd. Let ook op het feit dat Paulus juist niet gezonden was om te dopen (1Ko1:17). Dit betekent niet, zoals extremere bedelingenvisies zeggen dat de doop niet belangrijk is, maar dat de doop niet in verband staat met de dienst van Paulus.
*Wij, christenen uit de heidenen, verwachten helemaal niet dat wij dat koninkrijk op aarde zullen binnen gaan onder de Koning! Dit is nu de boodschap van Paulus: Wij gaan straks een ‘hemels koninkrijk’ (zie 2Tm4:18) binnen, niet een aards koninkrijk! Wij wonen straks niet op aarde als mensen onder een Koning, maar wij regeren samen met die Koning vanuit de hemel!!! Daarom daalt het nieuwe Jeruzalem ook neer vanuit de hemel en als je goed leest zie je dat dit nieuwe Jeruzalem de bruid is, ofwel, de gemeente van God (Op21:9-11). Dit gaat ver uit boven de verwachting van de vrome Jood en dit was geopenbaard aan Paulus. De twaalf apostelen hebben hier ook geen openbaring over gehad van Jezus hoewel Hij in Jh14:1-3 er dicht bij komt: Daar belooft Hij hen niet een nieuwe aarde, maar het Vaderhuis. Ik vermoed dat Johannes, die als laatst zijn Bijbelboeken heeft geschreven, één en ander had geleerd van Paulus. In zijn geschriften komen we namelijk wel een aantal aspecten tegen die behoren bij het onderwijs over de gemeente zoals Paulus die leerde.
*In de tussentijd dus voordat wij in deze hemelse positie met Christus gaan regeren (2Tm2:12), leven wij in de geestelijke atmosfeer van het koninkrijk van God zoals dat nu bestaat (Ko1:13). Daar gelden andere principes dan in de wereld en die principes moeten wij leren kennen. (Jacobus noemt dit de koninklijke wet in 2:8). Deze principes zijn ook niet nieuw want Jezus heeft deze uitvoerig geleerd aan zijn volgelingen. Wij hoeven dus ook niet de geheimenissen van het koninkrijk te leren ontdekken of iets dergelijks, want die zijn al door Jezus verteld. Zie bijv. in Mt13:11. De mensen die in Jezus geloofde wisten wat Hij bedoelde. Ze antwoordden dan ook ‘Ja’ als Hij hen vraagt of ze de geheimenissen hadden begrepen (Mt13:51). Hij openbaarde hem namelijk nieuwe dingen over de vorm van het koninkrijk. Dit was niet geopenbaard in het Oude Testament. Als Jezus verworpen zou zijn en verheerlijkt aan Gods rechterhand, dan zou het koninkrijk een andere vorm aannemen. Wij hebben deze principes van het koninkrijk nu als de ‘geboden van Christus’. Ze staan in het Woord van God dus we hoeven daar ook niet één of andere openbaring over te ontvangen of iets dergelijks.
*Wat Paulus echter bedoelt in Ef1:15-20 zijn niet de geheimenissen van het koninkrijk, maar de geheimenissen van de raad van God, de rijkdom van onze erfenis, de kracht die God aan ons heeft betoond en van de persoon van Christus. Dat zijn wel nieuwe dingen die verborgen waren tot aan Paulus (zie Rm16:26). Daarvoor hebben we een geest van inzicht nodig omdat deze dingen door velen niet worden gezien. Let op dat Paulus schrijft in Ef1:17 dat God wat gaat geven aan wedergeboren mensen die de Geest al hebben ontvangen! God wil daar bovenop dus nog een inzicht geven en wel wat de gemeente is en wat God heeft ‘bedacht’ voor Christus: Samen met de gemeente over alles gezet te worden. Wedergeboorte is nodig om binnen te gaan in het koninkrijk, maar we moeten een Geest van inzicht ontvangen te weten wat het is om verbonden te zijn met Christus die nu in de hemel is. Wij hebben nogmaals niet te maken met het koninkrijk (als een plek waar wij onderdanen zullen zijn), maar met de heerlijkheid van Christus. Wij noemen Hem ook geen ‘Koning’, maar ‘Heer’. Nergens noemt Paulus Jezus zijn Koning. Hij zal straks Koning zijn over Israël en de schapen uit Mt25, maar niet over ons omdat wij dan met Hem meeregeren, zelfs over engelen (1Ko6:3). Wij beërven wel het koninkrijk, maar niet als onderdanen. Wij zijn geroepen tot het verkrijgen van de heerlijkheid van Christus (2Ts2:14). Doordat velen deze dingen met elkaar verwarren, ontstaat er een onduidelijk beeld over de positie van de gelovige vandaag. Men denkt het koninkrijk te moeten uitbreiden of te moeten vormen, maar dat is niet onze opdracht. Wij zijn levende brieven waaruit blijkt dat Christus in ons woont ondanks tegenstand en lijden.
*Paulus was een getuige van de verheerlijkte Heer en had nadien ook meerdere ontmoetingen met Hem. Daarom heeft Paulus een ‘eigen’ evangelie, dat hij ook steeds ‘mijn’ evangelie noemt. Zie bijv. Rm16:25. De twaalf apostelen waren getuige van het aardse leven van de Here Jezus en hun boodschap sluit meer aan bij vergeving van zonden en een leven zoals Jezus leefde, zie hier. Dit sloot weer aan bij wat het Oude Testament leert. Paulus’ bediening gaat hier ver bovenuit; hij ontving iets ‘nieuws’ namelijk dat er een nieuw gezelschap is ontstaan vanaf de Pinksterdag en wel een groep mensen die zijn verbonden met een Hoofd in de hemel en straks dezelfde positie zullen bezitten als Hij nu heeft als mens. Dit was ook aan de andere apostelen geopenbaard (zie Ef3:5, Paulus was dus niet de enige!), maar Paulus was de aangewezen apostel om dit (schriftelijk) te verkondigen onder gelovigen! Hij benadrukt dan ook dat in die verheerlijkte Mens alles is wat wij nodig hebben (zie Ko3:1-3). Het hele punt is nu dat zodra men deze dingen niet scherp onderscheidt, de focus wordt verlegd van Christus naar iets anders hoe mooi die dingen ook lijken te zijn. Wij hoeven dus niet de geheimenissen van het koninkrijk te gaan zoeken, maar we moeten ons richten op Christus in wie al de schatten van de wijsheid en de kennis verborgen zijn. Dan leren we wat het is een nieuwe schepping te zijn, ons leven over te geven in de dood, Hem te erkennen als Heer en ons oog te richten op de onzichtbare dingen. Het is Paulus die ons oproept vervuld te worden van maar één ding: Christus (zie bijv. Ef3:17 en Ko1:28 maar ik zou nog vele plaatsten kunnen noemen).
In het artikel ‘Wat wil God jou geven?‘ werk ik bovenstaande verder uit.