De Here Jezus heeft gezegd dat het beter is te geven, dan te ontvangen (Hd20:35). Het hart van God is een gevend hart. Hij beloofde een land aan zijn volk Israël ‘overvloeiende van melk en honing (Ex3:8).’ In dit land zou Hij de vroege en de late regen geven evenals alles wat nodig was om er te genieten (Deut11:10-12).
Gods raadsbesluiten met de aarde zijn weer anders dan met de hemel, met Israël weer anders dan met de gemeente. We kijken nu naar wat God in zijn gedachten heeft klaarliggen voor de gemeente. Iedereen die zich aan Jezus toevertrouwt behoort tot de gemeente, het volk van God. (Het verschil in handelen van God met Israël en met de gemeente is reden tot veel verschil van inzicht onder Bijbeluitleggers. Het is ook niet eenvoudig. Het doel wat God heeft met Israël is dat zij tot een licht zijn op deze aarde onder het koningschap van hun Messias. Toch heeft iedere gelovige Israëliet ook een hemelse roeping. Zie verder het artikel op deze site ‘de gemeente van God’.)
Als we gaan nadenken over wat God ons heeft gegeven, kan de gedachte bij ons opkomen dat het om de ontvangers, om ons draait. Dit is niet het geval. Doordat God geeft, laat Hij zien wie Hij is. De liefde uit God (Agapè) is een gevende liefde.
Als we alles al ontvangen hebben wat God gegeven heeft, waarom lijken onze kerken dan zo weinig op die van de eerste christenen? Waar is die krachtige werking van de Heilige Geest? Jezus zegt van de ‘dief’, dat is de satan:
De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen. Jh10:10
De ‘dief’ heeft veel van wat God ons als gelovigen heeft gegeven, geroofd. Zoals de Filistijnen de bronnen van Gn26:15 hadden dichtgestopt, zo zijn er vandaag vele zegeningen geroofd door de vijand. Vandaag wil ik wat ‘waterputten’ weer gaan uitgraven, zoals Isaak dat deed in Gn26:18.
Er zijn drie ‘momenten’ waarop God de gemeente zegeningen geeft.
1. Wat God ons gegeven heeft
2. Wat God ons nu te geven heeft
3. Wat God ons in de toekomst nog geven gaat
Wat God ons gegeven heeft
Heel duidelijk wil ik stellen: Een gelovige heeft alles ontvangen in de Here Jezus Christus. Dit is gebaseerd op het offer van Christus. Op grond van dat offer:
1. Zijn we geheiligd en gerechtvaardigd.
2. Staat God aan onze kant
Deze zegeningen had iedere gelovige Jood ook ten tijde van het Oude Testament. In Christus is er alleen genade op genade geopenbaard en een rijkdom die hier veel verder bovenuit gaat! Paulus schrijft aan de Efeziërs zijn meest verheven brief. In het eerste hoofdstuk somt hij op wat God ons heeft gegeven. Samengevat zegt hij:
Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. Ef1:3
De juiste vertaling is: ‘die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten.’ Wat zijn nu die zegeningen? Het zijn al de geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten in Christus (Vs3). Deze zegeningen zijn in de hemelse gewesten (lett: ta epourania; ‘in het hemelse’, ‘dat wat in de hemel is’ zie 1:20; 2:6; 3:10; 6:12). De (onzichtbare) plaats die het karakter draagt van de hemel versus de aarde (het zichtbare), waar de ‘aardsgezinden’ (zie Op3:10) wonen. Het is Gods bedoeling dat de orde van de onzichtbare wereld wordt overgedragen naar een gezelschap (de gemeente) in de zichtbare wereld (zie ook Mt18:10, 18-20). Daarom zijn onze zegeningen van hemelse aard. We zijn geroepen om hemelse mensen te worden, anders gezegd, om de heerlijkheid van Christus te ontvangen (2Ts2:14 zie onder). Dit betekent dat we mensen moeten worden die de principes van de hemel uitdragen. Dit wordt ook wel genoemd ‘de nieuwe mens’ aandoen (Ef4:24). Alles wat Christus heeft verkregen als mens, ons deel is geworden in Hem! Dit is een unieke boodschap. Om dit te begrijpen, hebben we een bepaalde geestelijke houding nodig, waarvoor Paulus ook verderop bidt in Ef1. Wij hebben deel aan ‘het zoonschap (Ef1:5)’, wij zijn ‘aangenaam gemaakt in (net zoals) de Geliefde (vs6), wij ‘zitten’ in de hemelse gewesten in Christus (Ef2:6), wij hebben diezelfde Geest ontvangen die Jezus’ leven beheerste (Ef1:13).
Jezus bidt in Jh17:24: Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt – Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld.
We lezen zelfs in 2Ts2:14: Daartoe heeft Hij u ook door ons evangelie geroepen tot het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus.
Hij heeft ons het geheimenis van zijn wil heeft bekend gemaakt, dat is dat Hij alles wat in de kosmos (wereld) is, zal brengen onder één Hoofd, Christus (Ef1:9).
Hij heeft ons in dat plan erfgenamen van deze kosmos gemaakt (Ef1:10). De gemeente zal met Christus boven alle dingen worden gesteld (Ef1:22,23).
Als deze zegeningen moeten ons geestelijk eigendom worden! Dit is het gebed van de apostel vanaf vers 15:
Daarom houd ook ik, gehoord hebbende van uw geloof in de Here Jezus en van uw liefde tot al de heiligen, niet op te danken, u gedenkende bij mijn gebeden, opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen: verlichte ogen [uws] harten, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen, en hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht.
Dit is wat God allemaal aan ons heeft gedaan. We waren dood in zonden en misdaden, maar Hij heeft ons net zo verhoogd als dat Hij met Jezus heeft gedaan! In Hem hebben wij dezelfde plaats ontvangen. DAT moeten we gaan leren begrijpen met ons hart. En nog verder: we moeten de Persoon leren kennen die dit mogelijk heeft gemaakt: de Vader (oorsprong) van de heerlijkheid. Hier is een Geest van openbaring en wijsheid voor nodig in ons binnenste. Het gaat dan niet primair om te ontdekken wat we geworden zijn in Christus, we moeten Hem leren kennen die ons zo heeft gezegend, zegt Paulus. Het gevende hart van God is wat we moeten leren kennen. Let erop dat Paulus voor hen bidt omdat hij heeft gehoord van hun geloof en hun liefde. Ze waren er klaar voor dieper te gaan! Ditzelfde principe zien we ook in Kol1.
Wat God ons nu te geven heeft
Het is duidelijk uit de brief van Paulus aan de Efeziërs, we hebben alles ontvangen in Christus. De vraag is nu: leven we ook in het licht van alles wat we hebben ontvangen? Om in dit leven te leven in het licht van onze rijkdommen, heeft God ons nog meer te geven. In feite is dit het zicht op wat we al ontvangen hebben en de uitwerking ervan in ons leven. Dit is wat Paulus noemt in Ef3:19 de ‘volheid van God.’ Was er in Ef1 sprake van dat wat God aan ons of met ons heeft gedaan, hier in Ef3 is er sprake van dat wat God in ons en door wil doen, hier en nu, op aarde! Een dieper indringen in de aanwezigheid van God, een krachtiger openbaring van de Geest in onze gemeenten, een diepere beleving van de intimiteit met de Vader, allemaal gaven die we nog te hebben ontvangen. Paulus schrijft in Ef3:14vv:
Om die reden buig ik mijn knieën voor de Vader, naar wie alle geslacht in de hemelen en op de aarde genoemd wordt, opdat Hij u geve, naar de rijkdom zijner heerlijkheid, met kracht gesterkt te worden door zijn Geest in de inwendige mens, opdat Christus door het geloof in uw harten woning make. Geworteld en gegrond in de liefde, zult gij dan samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods.
Paulus bidt dat de Vader gaat geven. Wat de Vader te geven heeft is dat we met kracht gesterkt worden door zijn Geest (de Geest van de Vader) in de inwendige mens om te ‘zien’ wat we al hebben ontvangen in de Zoon! De Vader heeft de Zoon lief en die Geest moet ons sterken. De rest van dit gedeelte is het gevolg daarvan. Dan zal Christus in ons hart gaan wonen. Hier staat dat de Christus in ons hart zal gaan wonen, wat betekent dat we vol worden van die Persoon die het middelpunt is van de raadsbesluiten van God t.o.v. de gemeente. (Jezus Christus is in de hemel aan de rechterhand van God, de heilige Geest woont in ons lichaam, maar hier staat dat ons hart vol wordt van een Persoon!) We zijn dat niet alleen vol van Christus als onze Verlosser (Rm5), of als de eeuwige Zoon (Ko1), maar als de mens door Wie God alles gaat herstellen en door Wie Hij nu al alles vervult in de gemeente (Ef1:22,23). Dan ‘woont’ Hij in ons hart als het middelpunt van Gods raadsbesluiten. Dan zal de gemeente geworteld en gegrond zijn in de liefde, dan zullen we met elkaar gaan begrijpen hoe groot de breedte en de lengte en de hoogte en de diepte is, dan zullen we de liefde van Christus gaan kennen en dan zullen we vervuld worden tot de hele volheid van God. Het begint met de Geest! Dat is de eerste schakel in dit proces. Er moet kracht komen in ons binnenste!
Opdat Christus door het geloof in uw harten woning make.
Dit wonen van Christus in ons hart gebeurt door het geloof! Door te geloven wie Christus is, gaat Hij ons hart in bezit nemen.
Wat God ons nog in de toekomst geven gaat
Waar we nu geestelijk al van mogen genieten, wordt straks realiteit. Dan zijn we met Christus koningen in heerlijkheid (2Tm2:12), dan zijn we zonder smet of rimpel zoals Hij is (1Jh3:3), dan ontvangen wij een opstandingslichaam (Rm8:23), dan worden we met Christus boven alle dingen gezet (Ef1:9,10), dan gaan we het Vaderhuis binnen (Jh14:3), dan zal God alles in allen zijn (1Ko15:28).
Vragen
1. Is uw hart vol van Christus als uw Verlosser? Waarom wel/niet?
2. Is uw hart vol van Christus als de Eeuwige Zoon? Waarom wel/ niet?
3. Is uw hart vol van Christus als Degene die het Middelpunt is van al Gods raadsbesluiten? Waarom wel/niet?
4. Is uw hart verlicht zoals Paulus bidt in Ef1:18?
5. Begrijpt u hoe rijk God u gezegend heeft?
6. Wat is daarvan het gevolg in uw leven?
7. Kent u de liefde van Christus (Ef3:19)?