Nu we weer de Paasdagen naderen, bereiden veel kerken en gemeenten zich voor op Goede Vrijdag en Paaszondag. Eerder schreef ik al over het on-Bijbelse van het in stand houden van de ‘christelijke’ feestdagen. Paulus schrijft dat het vieren van feesten en dagen het weer richten op ‘zwakke en arme elementen’ is (Gal.4:9-11, zie ook Kol.2:16). Het kruis heeft immers afgerekend met menselijke godsdienst en inzettingen. De onderhouding van dit soort ‘speciale’ dagen wordt door Paulus aan de ‘zwakke’ in het geloof toegerekend (Rom.14:5). Hij had hen toch immers Christus ‘als gekruisigd voor ogen geschilderd’ (Gal.3:1)? Vele gemeenten vieren ineens avondmaal op Goede Vrijdag i.p.v. op de eerste dag van de week, zoals de Bijbel leert (Hand.20:7; 1Kor.11:19). Los van deze afwijking van Gods woord wil dit uiteraard niet zeggen dat God geen zegen geeft als zijn Zoon tijdens de Paasdagen in allerlei diensten wordt geëerd. Het is alles een kwestie van de orde in zijn huis. Maar de vraag die ik in dit artikel aan bod wil laten komen is:
Weten wij nog wel wat de opstanding van Jezus Christus uit de dood werkelijk voor gevolgen heeft voor ons als gelovigen?
Aan de hand van de geschiedenis uit Numeri 32 wil ik illustreren wat de opstanding van de Heer Jezus voor veel christenen in de praktijk inhoudt en wat het eigenlijk zou moeten betekenen voor ons allemaal. Doordat Christus gekruisigd is, heeft God in Hem alle mensen ‘ter dood’ veroordeeld. Het hele mensengeslacht is daarmee wat God betreft gestorven.
…daar wij tot dit oordeel zijn gekomen, dat Eén voor allen gestorven is; dus zijn zij allen gestorven. En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf leven, maar voor Hem die voor hen is gestorven en opgewekt. 2Kor.5:14-15
De mensheid zonder God is ‘in het vlees’ en zij die in het vlees zijn kunnen God niet behagen, omdat wat het vlees bedenkt vijandschap is tegen God (Rom.8:7-8). De mensen in de wereld zijn ‘kinderen van de toorn’ (Ef.2:3). God heeft de mensheid dan ook niet willen herstellen of verbeteren, maar heeft hen in zijn Zoon in de dood geplaatst op het kruis. (Helaas klinkt deze boodschap van de onherstelbare verdorven staat van de mensheid steeds minder ingang in de evangelieprediking van vandaag. Men spreekt liever over hoe kostbaar de mens voor God is). Zij die geloven in Hem vinden in datzelfde kruis vanwege het bloed van Christus vergeving en rechtvaardiging van al hun schuld. Hij is ‘opgewekt om onze rechtvaardiging’ (Rom.4:25). God heeft de gelovigen in Zijn Zoon mee opgewekt uit de dood, de positie waarin de mens van nature is (Ef.2:1-2). De gelovigen zijn ‘levend’ omdat zij in Christus voor God levend zijn gemaakt (Rom.6:11). Toen de Heer Jezus opstond uit de dood, heeft God vanwege zijn grote liefde, de gelovigen met Hem verenigd in deze opstanding. Wij staan in deze nieuwe positie, in de opstanding, voor God ‘heilig en onberispelijk’ (Ef.1:4) of we dit nu ervaren of niet. Het is een feit. We zijn als het ware in een nieuw land gezet, het ‘opstandingsland’. Dit land wordt in het oude testament voorgesteld, in type, als het beloofde land. Dit is het land dat God beloofde aan het volk Israël.
Daarom ben Ik neergekomen om het [volk] te redden uit de hand van de Egyptenaren, en het te leiden uit dit land naar een goed en ruim land, een land dat overvloeit van melk en honing. Ex.3:8
Het was de bedoeling dat de Israëlieten in dat land zouden gaan wonen, zoals het Gods bedoeling is dat wij als christenen zouden wonen in het ‘opstandingsland’. Daar is ‘melk’, ons voedsel in de Heer Jezus en ‘honing’ de vreugde en blijdschap in Hem. Maar wat lezen we dan in Num.32:5?
Verder zeiden zij: Indien wij genade in uw ogen gevonden hebben, laat dit land uw dienaren tot bezit gegeven worden; laat ons niet de Jordaan oversteken.
De nakomelingen van Gad en van Ruben weigerden om in dit beloofde land Kanaän te gaan wonen. Ze bleven liever wonen aan de woestijnzijde van de Jordaan. De reden hiervoor was hun ‘geweldig veel’ vee (Num.32:1). De belofte van God was voor hen minder belangrijk dan de zorg voor hun vee. ‘Die plaats was een geschikte plaats voor vee’ (Num.32:1). De ‘aardse’ zaken, het vee, verkozen zij boven de ‘hemelse’ zaken, het land en dus kozen zij een stuk land aan de verkeerde kant van de Jordaan. Zo is het met veel christenen ook. Hun aardse zegeningen zijn voor hen veel belangrijker dan hun hemelse.
Laten we eens kijken wat het ‘opstandingsland’ nu voor een soort land is. Om te beginnen is het opstandingsleven een leven dat voortkomt uit de dood. Dit betekent voor de gelovige dat alle natuurlijke zaken van dit leven moeten worden bezien in de sfeer van de dood. Het hoort allemaal bij de eerste schepping en deze is door de zonde onteerd. Als Paulus schrijft dat hij de ‘kracht van zijn opstanding’ wenst te kennen (Fil.3:10), dan heeft hij daarvoor alles van zijn natuurlijke verworvenheden in de dood geplaatst:
Maar wat winst voor mij was, heb ik om Christus’ wil schade geacht. Jazeker, ik acht ook alles schade te zijn om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heer, om Wie ik de schade van alles heb geleden en het als vuilnis acht, opdat ik Christus mag winnen. Fil.3:7-8
Paulus was als het ware ‘door de Jordaan gegaan’ en had alles daar in deze doodsrivier gelaten, zijn hele natuurlijke Joodse opvoeding en de daarmee verbonden leefwijze. Hij wist dat hij een nieuwe schepping was (2Kor.5:17). Deze eerste schepping zucht immers onder de gevolgen van de zonde (Rom.8:22). Toen de Heer Jezus uit de dood was opgestaan zegt Hij tegen Maria Magdalena: ‘Ga heen naar mijn broeders en zegt hun: ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader en naar mijn God en uw God’ (Joh.20:17). Het ‘opstandingsland’ is de nieuwe betrekking met de Vader in de sfeer van de hemelse gewesten. Daar is geen zonde, daar is geen zuchten, daar is alles liefde en licht.
Om praktisch te kunnen leven in deze sfeer van de opstanding, onze positie, is het noodzakelijk alles van dit natuurlijke leven te beschouwen als onder invloed van de zonde en dus vergankelijk, onder het oordeel. Als wij dus de goede zaken van dit leven, bezit, eten, drinken, gezin, huwelijk etc. (waar we van mogen genieten) als prioriteit boven dit opstandingsleven beschouwen en als centrum van onze belangen, zijn we als de nakomelingen van Gad en Ruben, we ‘weigeren om de Jordaan over te gaan’. We koesteren de aardse dingen boven de hemelse. Maar wat zegt Gods woord?
Als u nu met Christus opgewekt bent, zoekt dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan Gods rechterhand. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Kol.3:1-3
‘Als u nu met Christus opgewekt bent’. Nu, dat is wat velen belijden in het Paasweekend. Maar de vraag is of men dan ook ‘leeft’ in het opstandingsland’, of men ‘zoekt’ en ‘bedenkt’ wat daar is, namelijk Christus, de Hemelse mens aan de rechterhand van God. In hem is immers alles te vinden wat we nodig hebben. Als ik met de Heer Jezus ben opgestaan, moet ik mij met Hem bezighouden waar Hij is, of ik zal terugvallen op de dingen waaruit Hij is opgestaan. Het feit dat ik mij op de plaats bevind waar Hij niet is, maakt het des te noodzakelijker dat ik gemeenschap met Hem heb waar Hij wel is. Deze wereld is wat God betreft, de plaats waar Christus stierf. Hij werd hier verworpen, maar is boven verheerlijkt. Daarom moeten we de dingen zoeken die boven zijn.
Dit is onherroepelijk verbonden met onze instemming van Gods oordeel over alles van de natuurlijke mens, ‘want u bent gestorven’. Dát is exact wat het vlees niet wil erkennen. Het voelt zich prima thuis in een religieuze setting met Paaskaarsen, religieuze liederen of een emotionele vertelling van de kruisiging en opstanding van Jezus. Het vlees juicht de afschuwelijke tv-uitzending van ‘The Passion’ toe, want daar wordt niet over zonde en oordeel over hem gesproken. Helaas blijven ook veel christenen aan de ‘verkeerde kant’ van de Jordaan. Ze hebben geweldig veel ‘vee’, mooie huizen, prachtige auto’s en veel aardse versnaperingen die gekoesterd worden. ‘Die plaats’, namelijk deze natuurlijke sfeer van de aarde, is voor hen een ‘geschikte plaats’. Paulus was anders. Hij vond het hier helemaal geen ‘geschikte plaats’, want hij schrijft over het burgerschap in de hemelen (Fil.3:20). Hij schrijft nadat hij heeft geschreven over het leven voor Christus:
Wij kennen dus van nu aan niemand naar het vlees; en als wij al Christus naar het vlees hebben gekend, dan kennen wij Hem nu niet meer zo. 2Kor.5:16
De aardse relaties waren er, maar Paulus kende hen niet meer naar het vlees. Alles bezag hij vanuit dit nieuwe opstandingsland. Hij zag dat de mensen met wie hij in contact stond per definitie van nature in een verloren toestand waren. Zijn broeders en zusters waren zijn ware familie. Zijn leven was verborgen met Christus in God. Hij kende nu Christus daarboven, niet meer de ‘aardse’ Jezus die hij wellicht ooit eens gezien had. Petrus vond het op deze aarde ook al geen ‘geschikte plaats’ als hij schrijft dat wij hier ‘bijwoners en vreemdelingen’ zijn (1Pet.2:11). Maar vandaag vinden we christenen die praten over de opstanding, terwijl zij met hun hele hart verknocht zijn aan deze aarde en wat deze hen oplevert aan geld en bezit. Dat, en niet Christus is hun belevingswereld. Deze aarde is hun thuis en hun woning. Ze zijn ‘aardsgezind’ (Fil.3:19). Hun geloofsleven is afhankelijk van de ‘dingen die op de aarde zijn’, of zoals de Gadieten en Rubenieten zeggen:
Wij zullen immers niet met hen aan de overzijde van de Jordaan, en verderop, erfelijk bezit ontvangen, want ons erfelijk bezit valt ons ten deel aan deze zijde van de Jordaan, waar [de zon] opkomt. Num.32:19
De halve stam van Manasse lijkt uiteindelijk ook te kiezen voor de verkeerde kant van de Jordaan (Num.32:33). Het pleidooi van de twee andere stammen heeft zo’n uitwerking op hen dat de stam scheurt in twee delen. Het ene deel zal leven in het ‘overjordaanse’, terwijl het andere deel zal leven in dat wat God voor hen heeft bestemd. Zo zien we vandaag een grote scheuring zich voltrekken in de christenheid in Nederland. Velen kiezen voor de aardse zegeningen, aangemoedigd door anderen en een (klein) deel voor het wonen in dat prachtige, liefdevolle en waarachtige ‘opstandingsland’. Daar kunnen dragen zij ‘veel vrucht’ dragen tot eer van de Vader.
In welk deel leven wij?